ECLI:NL:GHDHA:2014:3828

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
14 februari 2014
Publicatiedatum
27 november 2014
Zaaknummer
2200462412
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal van een lokfiets te Voorburg

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 14 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1974 en zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken, waarvan twee weken voorwaardelijk, wegens diefstal van een fiets, die toebehoorde aan Politie Haaglanden. De tenlastelegging betrof het wegnemen van de fiets op 19 oktober 2013 te Voorburg met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening.

De verdediging voerde aan dat de verdachte door de politie was uitgelokt tot het meenemen van de fiets, die niet op slot stond en opvallende kenmerken had. De raadsman verzocht om bewijsuitsluiting, maar het hof oordeelde dat de verdachte niet door de politie was gebracht tot andere handelingen dan die waarop zijn opzet reeds was gericht. Het hof verwierp het verweer en oordeelde dat de verdachte niet aannemelijk had gemaakt dat hij de fiets naar het politiebureau wilde brengen.

Het hof achtte het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en vernietigde het eerdere vonnis. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week, met aftrek van voorarrest. Het hof overwoog dat de diefstal niet alleen financiële schade voor de benadeelde met zich meebracht, maar ook onrustgevoelens en overlast. De verdachte had een strafblad met eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten, wat meegewogen werd in de strafmotivering.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004624-13
Parketnummer: 09-819903-13
Datum uitspraak: 14 februari 2014
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 22 oktober 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [dag] 1974,
thans zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van
31 januari 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken, met aftrek van voorarrest, waarvan twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met de bijzondere voorwaarden als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 oktober 2013 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Politie Haaglanden, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Gevoerd verweer
Bij pleidooi heeft de raadsman overeenkomstig zijn pleitnota vrijspraak van het ten laste gelegde feit bepleit wegens het ontbreken van enig bewijsmateriaal. Hij heeft hiertoe –zakelijk weergegeven- aangevoerd dat de verdachte door de politie is uitgelokt tot het meenemen van de fiets. Zo stond de fiets niet op slot, hing er een feloranje sleutelhanger aan, betrof het een nieuwe ‘mooie’ fiets met een nieuwwaarde van € 829,00, was er zowel in het voor- als in het achterwiel een felrode spaak gemonteerd en stond de fiets –uitgaande van de plaats waar de politie de fiets heeft achtergelaten- een wiellengte achter de andere fietsen. Hierdoor is door de politie de mogelijkheid gecreëerd om op een gemakkelijke wijze een duurdere fiets weg te nemen waardoor verdachtes rechten zijn geschonden. De raadsman verzoekt dan ook uitsluiting van het verkregen bewijs.
Het hof overweegt hiertoe het volgende.
Naar aanleiding van het grote aantal fietsendiefstallen in de gemeente Leidschendam-Voorburg is er op 18 oktober 2013 omstreeks 12.45 uur een zogenaamde lokfiets geplaatst op de openbare weg bij het randstadrail station Voorburg het Loo te Voorburg (zie dossierpagina 2). Blijkens het proces-verbaal aangifte d.d. 19 oktober 2013 was de dagwaarde van deze lokfiets € 300,00 (exclusief track- en tracesysteem) en was de fiets niet afgesloten (zie dossierpagina’s 5 en 6). In het dossier bevindt zich een foto van de lokfiets (zie dossierpagina 25) en een foto van hoe de politie de lokfiets heeft achtergelaten op voornoemde locatie (zie dossierpagina 27). Het hof neemt waar op deze foto dat de fiets enigszins slordig in het rek stond en een wiellengte uitstak. Het totaalbeeld van de stalling is naar het oordeel van het hof niet afwijkend van wat gewoonlijk in openbare, niet bewaakte stallingen te zien valt.
Uitgaande van de situatie waar en hoe de lokfiets door de politie is achtergelaten, de dagwaarde van deze fiets en de kenmerken: twee rode spaken tussen gewone spaken en oranje sleutelhanger, is het hof van oordeel dat de verdachte door het plaatsen van deze fiets niet door de politie is gebracht tot andere handelingen dan die waarop zijn opzet reeds was gericht, ook wanneer daarbij in aanmerking wordt genomen dat de fiets niet afgesloten was. Het hof verwerpt dan ook het verweer. Wanneer, zoals door de verdachte geschetst, de fiets niet meer tussen andere fietsen stond maar in nabij gelegen bosjes lag, leidt dat niet tot een ander oordeel aangezien die verplaatsing niet aan de politie toerekenbaar is.
Subsidiair heeft de raadsman vrijspraak van het ten laste gelegde feit bepleit omdat de verdachte de fiets niet heeft willen stelen, maar deze naar het politiebureau heeft willen brengen. Nu de verdachte zijn burgerplicht deed kan er geen sprake zijn van een wederechtelijke toe-eigening van de fiets, aldus de raadsman.
Blijkens het proces-verbaal aanhouding (zie dossierpagina 7 e.v.) zagen de verbalisanten - die zich voor het verkeerslicht in een opvallende surveillancevoertuig bevonden - de verdachte hun richting op komen fietsen. De verdachte moet hen gezien hebben omdat de verbalisanten met hun voertuig vooraan in de rij stonden voor het verkeerslicht. Zij zagen dat de verdachte geen enkele intentie had om hen aan te spreken omdat hij linksaf sloeg.
Bij verdachtes verhoor door de politie heeft hij op de vraag van de verbalisanten waarom hij de verbalisanten - die in een opvallende politieauto naast hem stonden en die hij heeft aangekeken - niet heeft aangesproken verklaard dat hij toen teveel aan zijn hoofd had (zie dossierpagina 18).
Het hof is van oordeel dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard nu, gelet op het vorenstaande, niet aannemelijk is geworden dat de verdachte de intentie had om als een goed burger betaamt de fiets naar het politiebureau te brengen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks19 oktober 2013 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan Politie Haaglanden
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
het bewezen verklaarde levert op:

diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken, met aftrek voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een fiets. Diefstal is een feit dat naast financiële schade voor de benadeelde ook onrustgevoelens en overlast met zich meebrengt.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 16 januari 2014, waaruit blijkt dat hij vele malen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder vermogensdelicten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) week.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. Th.W.H.E. Schmitz, mr. T.L. Tan en mr. J.W. van Rijkom, in bijzijn van de griffier mr. M.J.J. van den Broek.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 14 februari 2014.