Uitspraak
Gerechtshof Den Haag
Arrest
[verdachte],
BESLISSING
spreektde verdachte daarvan
vrij.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 21 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1968, was beschuldigd van mensensmokkel door het aangaan van een schijnhuwelijk. De tenlastelegging betrof handelingen die de verdachte zou hebben verricht tussen 1 maart 2008 en 12 november 2009, waarbij zij een man genaamd [betrokkene] zou hebben geholpen om een EER-verblijfsvergunning in het Verenigd Koninkrijk te verkrijgen. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de rechtbank werd vernietigd en dat de verdachte werd vrijgesproken.
Tijdens de zittingen in zowel eerste aanleg als hoger beroep is het hof tot de conclusie gekomen dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen. De verdachte had verklaard verliefd te zijn geworden in het Verenigd Koninkrijk en er waren getuigenverklaringen die haar verstandelijke beperking aantoonden. Een psycholoog had vastgesteld dat haar IQ tussen de 60 en 68 lag, wat haar in staat stelde om de gevolgen van haar handelen niet goed te overzien. Dit leidde het hof tot de conclusie dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte opzettelijk had gehandeld om [betrokkene] een verblijfsvergunning te verschaffen.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de bewijsvoering en de omstandigheden van de verdachte, vooral in zaken die betrekking hebben op mensensmokkel en de gevolgen daarvan voor de betrokkenen.