ECLI:NL:GHDHA:2014:3845

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
21 oktober 2014
Publicatiedatum
28 november 2014
Zaaknummer
22-005113-13
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van mensensmokkel door schijnhuwelijk

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 21 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1968, was beschuldigd van mensensmokkel door het aangaan van een schijnhuwelijk. De tenlastelegging betrof handelingen die de verdachte zou hebben verricht tussen 1 maart 2008 en 12 november 2009, waarbij zij een man genaamd [betrokkene] zou hebben geholpen om een EER-verblijfsvergunning in het Verenigd Koninkrijk te verkrijgen. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de rechtbank werd vernietigd en dat de verdachte werd vrijgesproken.

Tijdens de zittingen in zowel eerste aanleg als hoger beroep is het hof tot de conclusie gekomen dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen. De verdachte had verklaard verliefd te zijn geworden in het Verenigd Koninkrijk en er waren getuigenverklaringen die haar verstandelijke beperking aantoonden. Een psycholoog had vastgesteld dat haar IQ tussen de 60 en 68 lag, wat haar in staat stelde om de gevolgen van haar handelen niet goed te overzien. Dit leidde het hof tot de conclusie dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte opzettelijk had gehandeld om [betrokkene] een verblijfsvergunning te verschaffen.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de bewijsvoering en de omstandigheden van de verdachte, vooral in zaken die betrekking hebben op mensensmokkel en de gevolgen daarvan voor de betrokkenen.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-005113-13
Parketnummer: 10-963046-12
Datum uitspraak: 21 oktober 2014
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 25 oktober 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1968,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 7 oktober 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep wordt vernietigd en dat de verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren, waarvan 50 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 maart 2008 tot en met 12 november 2009 te Rotterdam en/of Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, en/of in het Verenigd Koninkrijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een ander, te weten een man genaamd [betrokkene] (geboren op [geboortejaar] 1977 te Nigeria) - zich noemende/uitgevende voor [betrokkene] (geboren op [geboortejaar] 1979 te Nigeria) -, (telkens) uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in het Verenigd Koninkrijk, in elk geval in een lidstaat van de Europese Unie of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of hem daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, terwijl verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was, hebbende/zijnde verdachte en/of verdachtes mededader(s) (telkens)
- contact gelegd/gehad en/of onderhouden met voornoemde - onrechtmatig in het Verenigd Koninkrijk wonende/verblijvende - [betrokkene] en/of
- onder verstrekking van een adres in het Verenigd Koninkrijk (als zijnde verdachtes woonadres) en/of van het gegeven dat verdachte alleenstaand was, in/voor het Verenigd Koninkrijk een National Insurance Number aangevraagd en (op 13 maart 2008) verkregen, terwijl verdachte in Nederland ingeschreven en/of woonachtig was en/of (sedert 01 april 1997) gehuwd was, en/of
- met die [betrokkene] (op 02 april 2008) in het Verenigd Koninkrijk een schijnhuwelijk aangegaan en/of
- een op basis van voormeld schijnhuwelijk door/namens [betrokkene] (op 12 november 2009) ingediende aanvraag voor een EER-verblijfsvergunning ondersteund met verdachtes Nederlandse identiteitskaart en/of ten behoeve van die aanvraag een adres in het Verenigd Koninkrijk verstrekt en/of laten verstrekken (als zijnde verdachtes en/of [betrokkene]'s (gezamenlijke) woonadres), terwijl verdachte (nog steeds) in Nederland ingeschreven en/of woonachtig was, en/of
- ( een) (retour)vlucht(en) naar het Verenigd Koninkrijk gemaakt in het kader van voornoemd schijnhuwelijk en/of van (een) (andere) in het Verenigd Koninkrijk te verrichten handeling(en) ten behoeve van het - voor die [betrokkene] - verschaffen van verblijf, welke door verdachte gemaakte (retour)vlucht(en) voor haar was/waren geboekt en/of betaald, en/of
- geld ontvangen en/of op verdachtes bankrekening(en) overgemaakt of laten overmaken voor het aangaan van voornoemd schijnhuwelijk en/of voor (een) (andere) verrichtte en/of te verrichten handeling(en) ten behoeve van het
- voor die [betrokkene] - verschaffen van verblijf.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Uit de zich in het dossier bevindende stukken blijkt dat de verdachte van Amsterdam naar het Verenigd Koninkrijk is gevlogen en vervolgens aldaar handelingen heeft verricht om [betrokkene] op wederrechtelijke wijze aan een EER-verblijfsvergunning te helpen. Voorts volgt uit die stukken dat hierbij meerdere personen betrokken zijn geweest.
Ter terechtzitting in hoger beroep is de extramuraal begeleider van de verdachte als getuige gehoord. Hij heeft verklaard dat het IQ van de verdachte is getest op 60-68 en dat de verdachte daarom als zwakbegaafd dan wel zeer verstandelijk beperkt moet worden beschouwd. Voorts heeft de getuige verklaard dat de verdachte, mede gelet op haar verstandelijke beperking, zich makkelijk laat verleiden en onvoldoende in staat is om de gevolgen van haar handelen te kunnen overzien. Ter onderbouwing van zijn verklaring is een verslag van een psycho-diagnostisch onderzoek overgelegd, opgesteld door drs B. Catshoek, BIG-geregistreerd GZ-psycholoog/orthopedagoog, waaruit een en ander in meer detail blijkt.
In het licht van het voorgaande acht het hof niet bewezen dat de verdachte - die ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep heeft verklaard dat zij in het Verenigd Koninkrijk verliefd is geworden – gehandeld heeft met het voor een bewezenverklaring vereiste (voorwaardelijk) opzet om [betrokkene] een EER-verblijfsvergunning in het Verenigd Koninkrijk te doen verschaffen.
Naar het oordeel van het hof is – overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal en het standpunt van de raadsman – derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en
spreektde verdachte daarvan
vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. Th.W.H.E. Schmitz, mr. M.I. Veldt-Foglia en mr. W.J. van Boven, in bijzijn van de griffier mr. R.W. van Zanten.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 21 oktober 2014.