Huwelijksgerelateerde behoefte van de vrouw
6. Het hof overweegt als volgt. Bij de bepaling van de behoefte van de onderhoudsgerechtigde dient rekening te worden gehouden met alle relevante omstandigheden, waaronder de hoogte en de aard van zowel de inkomsten als de uitgaven van partijen tijdens het huwelijk, waarin een aanwijzing kan worden gevonden voor de mate van welstand waarin zij hebben geleefd, en zoveel mogelijk met concrete gegevens betreffende de reële of met een zekere mate van waarschijnlijkheid te verwachten kosten van levensonderhoud van de onderhoudsgerechtigde.
7. Ter staving van haar huwelijksgerelateerde behoefte heeft de vrouw in eerste aanleg een behoeftelijst overgelegd (productie 26 bij brief van 24 december 2013, productie k bij het beroepschrift), waaruit een totale netto behoefte van € 7.164,- netto per maand blijkt. De rechtbank heeft de behoefte van de vrouw, na bespreking van de door de man betwiste posten, vastgesteld op een bedrag van € 4.735,- netto per maand (€ 8.929,- bruto per maand).
8. De man betwist de door de rechtbank berekende behoefte van de vrouw. Volgens hem is de behoefte op een te hoog bedrag vastgesteld. Er is naar de mening van de man sprake van dubbeltellingen. Voorts heeft de rechtbank ten onrechte bij de vaststelling van de behoefte van de vrouw geen periodes onderscheiden (echtelijke woning wel of niet verkocht). De man wijst op zijn verweer tegen de behoeftelijst van de vrouw (productie 14 bij V-formulier van 16 september 2014).
9. De vrouw betwist de stellingen van de man ten aanzien van haar behoefte. In haar incidenteel appel stelt zij dat haar behoefte hoger is dan door de rechtbank is bepaald, te weten primair een bedrag van € 7.000,- netto per maand, subsidiair een bedrag van € 6.500,- netto per maand.
10. Gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door de man, staan de navolgende maandelijkse posten (van de al in eerste aanleg overgelegde behoeftelijst van de vrouw) ter discussie:
- huur;
- servicekosten;
- reinigings-/rioolrecht;
- waterzuiveringsheffing;
- onderhoud huis;
- GEB;
- water;
- telefoonabonnement;
- telefoongesprekskosten;
- opticien;
- eigen risico en niet gedekte ziektekosten;
- inboedelverzekering;
- levensverzekering;
- voeding;
- versnaperingen;
- verzorging;
- kapper en pedicure;
- sieraden;
- kleding;
- vakantie;
- uitjes;
- cadeaus;
- lidmaatschappen;
- abonnementen;
- tuin;
- computers;
- afschrijving auto;
- onderhoud auto;
- benzine auto;
- trein, bus;
- mobiele telefoon;
- inventaris;
- fiets;
- onvoorziene uitgaven;
- sparen;
- huisdieren;
- schoonmaakartikelen;
- cadeaus;
- overige uitgaven, te weten: onderhoud huis, verkoop klaarmaken echtelijke woning, onderhoudskosten tijdens verkoop, verhuiskosten, kluskosten nieuwe woning.
11. Door de man is gesteld dat partijen tijdens hun huwelijk - mede bezien zijn inkomen - veel geld hebben uitgegeven aan wonen; het hof verwijst naar punt 13 van het verweerschrift op het incidenteel appel van de man. Door deze hoge woonkosten werd aan andere zaken minder geld uitgegeven. Dit is door de vrouw niet weersproken. Het hof zal hiermee dan ook bij het bepalen van de behoefte rekening houden.
12. De vrouw voert een bedrag op van € 1.950,- netto per maand aan huurlasten, gelijk aan de huur die de man stelt te betalen. Voorts voert zij een bedrag op van € 20,- netto per maand aan servicekosten (in plaats van € 50,- netto per maand). Immers, ook een huurder moet in sommige gevallen servicekosten betalen, zoals kosten voor een huismeester, administratiekosten, bepaalde herstelwerkzaamheden, kosten van gezamenlijke ruimtes, enzovoorts, aldus de vrouw.
13. De man stelt dat, indien de echtelijke woning is verkocht, rekening dient te worden gehouden met een huurlast tussen € 1.250,- en € 1.500,- netto per maand. Ten aanzien van het door de vrouw opgevoerde bedrag aan servicekosten, stelt de man dat dit bedrag onvoldoende is onderbouwd.
14. Het hof acht het reëel om, evenals de man stelt, rekening te houden met een woonlast van € 1.250,- netto per maand. Gezien de stand en fortuin waarin partijen hebben geleefd acht het hof het redelijk en billijk om met een dergelijke woonlast rekening te houden ongeacht of de vrouw een huis huurt of koopt. Voor € 1.250,- netto per maand moet de vrouw voor haar zelf een passende woning kunnen vinden.
Reinigings-/rioolrecht, waterzuiveringsheffing
15. De vrouw voert een bedrag op van € 33,42 netto per maand aan reinigings-/rioolrecht en een bedrag van € 58,40 netto per maand aan waterzuiveringsheffing. Een huurder moet een gebruikersdeel betalen en dus is het redelijk met deze bedragen rekening te houden, aldus de vrouw. De vrouw verwijst in dit kader naar productie 2 bij V-formulier van 15 september 2014.
16. Het hof acht het, evenals de rechtbank, redelijk om ten aanzien van deze door de vrouw opgevoerde posten rekening te houden met een bedrag van € 75,- netto per maand.
17. De vrouw voert een bedrag op van € 248,45 netto per maand aan onderhoud huis (die voor rekening van de huurder komen), bestaande uit:
- Cv-onderhoud ad € 84,- per jaar;
- Alarm onderhoud ad 418,- per jaar;
- Glazenwasser ad € 319,44 per jaar;
- Huishoudelijke hulp ad € 2.160,- per jaar.
18. De man maakt uitdrukkelijk bezwaar tegen deze post. Cv-onderhoud en alarm onderhoud zijn eigenaarslasten en die worden door de man voldaan. Indien de vrouw huurt, dan heeft zij deze lasten niet. De man acht een bedrag van € 15,- netto per maand reëel voor kosten glazenwasser. Ten aanzien van de door de vrouw opgevoerde huishoudkosten stelt de man dat de vrouw altijd zelf het huishouden heeft gedaan. Nu de vrouw niet werkt, kan zij daartoe ook in staat worden geacht, aldus de man.
19. Het hof volgt de man in zijn verweer en zal enkel rekening houden met € 15,- netto per maand aan kosten glazenwasser. In het licht van de gemotiveerde betwisting door de man, heeft de vrouw onvoldoende onderbouwd dat huishoudelijke hulp noodzakelijk is. Het hof houdt met deze post dan ook geen rekening. Ook met de overige door de vrouw opgevoerde kosten houdt het hof geen rekening aangezien die kosten zijn verwerkt in de woonkostencomponent van € 1.250,- per maand.
20. De vrouw voert aan GEB een bedrag op van € 157,84 netto per maand. Voorts voert zij een bedrag op van € 26,80 netto per maand aan water. Dit zijn, zo stelt de vrouw, kosten voor gas, water en licht. Zij heeft de huidige kosten door twee gedeeld. De vrouw verwijst in dit kader (opnieuw) naar productie 2 bij V-formulier van 15 september 2014.
21. Het hof begroot deze kosten in redelijkheid op € 100,- netto per maand.
Telefoonabonnement, telefoongesprekskosten en mobiele telefoon
22. De vrouw voert de volgende bedragen op:
- telefoonabonnement ad € 21,- netto per maand (in plaats van € 15,10 netto per maand), zoals blijkt uit een factuur van [naam bedrijf] die met productie 2 bij V-formulier van 15 september 2014 in het geding is gebracht;
- telefoongesprekskosten ad € 30,- netto per maand;
- mobiele telefoon ad € 25,- netto per maand (prepaid).
23. De man stelt dat in totaal rekening moet worden gehouden met een bedrag van € 13,77 netto per maand (€ 3,77 netto per maand voor vaste lijn en € 10,- per maand mobiele telefoon).
24. Het hof acht het redelijk om in totaal rekening te houden met een bedrag van € 30,- netto per maand aan kosten vaste telefoonlijn en kosten mobiele telefoon.
25. De vrouw voert een bedrag op van € 10,42 netto per maand aan kosten opticien, meer in het bijzonder bijbetaling montuur en nieuwe glazen iedere twee jaar. Zij stelt dat haar zorgverzekering slechts één keer per drie jaar een nieuwe bril van € 150,- vergoedt.
26. De man betwist deze kostenpost. Hij meent dat deze kosten geheel door de zorgverzekering van de vrouw worden vergoed.
27. Het hof acht deze post door de vrouw onvoldoende onderbouwd en houdt met deze post dan ook geen rekening.
Eigen risico en niet gedekte ziektekosten
28. De vrouw voert een eigen risico op van € 30,- netto per maand, alsmede een bedrag van € 35,- netto per maand aan niet gedekte ziektekosten. De vrouw verwijst ter onderbouwing van deze kosten naar productie 2 bij V-formulier van 15 september 2014.
29. De man stelt niet op de hoogte te zijn van de precieze medische situatie van de vrouw en de kosten die zij als gevolg daarvan moet maken. De man is ermee bekend dat de ziektekostenverzekering van de vrouw veel kosten dekt.
30. Het hof overweegt als volgt. Nu de man niet als zodanig verweer heeft gevoerd tegen het door de vrouw opgevoerde bedrag aan eigen risico en bovendien uit de stukken blijkt dat de vrouw haar eigen risico opmaakt, houdt het hof rekening met een bedrag van € 30,- netto per maand aan eigen risico. De overige door de vrouw opgevoerde kosten zijn naar het oordeel van het hof onvoldoende onderbouwd, zodat het hof daar geen rekening mee houdt.
31. De vrouw voert een bedrag op van € 26,74 netto per maand aan premie inboedelverzekering.
32. De man acht dit bedrag te hoog. Hij stelt dat het Nibud heeft berekend dat in een dure regio de premie per maand voor een inboedelverzekering gemiddeld uit komt op € 17,- netto per maand. De man wijst op bijlage A bij zijn verweer tegen de behoeftelijst van de vrouw.
33. Het hof zal de maandelijkse premie inboedelverzekering in redelijkheid vaststellen op een bedrag van € 20,- netto per maand.
34. De vrouw voert een bedrag op van € 45,- netto per maand aan premie levensverzekering. Dit is de levensverzekering die de vrouw toebedeeld heeft gekregen, aldus de vrouw.
35. De man stelt dat deze polis is opgeheven en dat de kosten die verband houden met deze polis derhalve geen onderdeel meer uitmaken van de behoeftelijst van de vrouw.
36. Het hof slaat geen acht op de stelling van de vrouw (en dus op het door opgevoerde bedrag aan maandelijkse premie), nu uit de bestreden beschikking blijkt dat deze polis wordt opgeheven, onder verdeling bij helfte van de contante waarde tussen partijen.
Voeding en versnaperingen
37. De vrouw voert in totaal een bedrag op van € 487,54 netto per maand aan voeding en versnaperingen. Naar de mening van de vrouw komt dit bedrag overeen met de welstand van het huwelijk.
38. De man stelt dat met maximaal een bedrag van € 163,11 per maand rekening dient te worden gehouden.
39. Evenals de rechtbank, acht het hof de door de vrouw opgevoerde kosten aan voeding en versnaperingen reëel, gelet op de welstand van partijen tijdens het huwelijk. Het hof houdt dan ook rekening met een bedrag van € 487,54 netto per maand aan voeding en versnaperingen.
Verzorging, kapper en pedicure
40. De vrouw voert in haar behoeftelijst een bedrag aan verzorging op van € 152,08 netto per maand en een bedrag van € 108,67 netto per maand aan kapper en pedicure. Zij verwijst voorts naar productie 2 bij V-formulier van 15 september 2014 (nota’s en bankafschriften). Deze bedragen komen naar de mening van de vrouw overeen met de welstand die de vrouw gewend is.
41. De man acht een bedrag van € 40,- netto per maand aan verzorging redelijk. De man herkent de kosten van de kapper en pedicure niet. De vrouw knipte haar haar vaak zelf. Zij ging nooit naar de pedicure. Bovendien kost een pedicurebehandeling nimmer € 60,-; de man geeft zelf maar € 24,- per keer uit aan de pedicure.
42. Het hof acht ook deze kosten, gelet op de welstand van partijen tijdens het huwelijk, reëel en houdt hiermee dan ook rekening.
43. De vrouw voert een bedrag op van € 41,67 netto per maand aan kosten voor sieraden en verwijst ter onderbouwing van dit bedrag naar productie 2 bij V-formulier van 15 september 2014.
44. De man stelt dat hoogstens rekening moet worden gehouden met een bedrag van € 42,- per jaar aan kosten sieraden.
45. Het hof acht, evenals de rechtbank, onvoldoende onderbouwd dat deze kosten en de hoogte daarvan tot de dagelijkse behoefte van partijen behoorde. Het hof ziet dan ook aanleiding om rekening te houden met het door de man voorgestelde bedrag, te weten € 42,- per jaar (€ 3,50 netto per maand).
46. Het hof zal, evenals de rechtbank, uitgaan van een bedrag van € 200,- netto per maand aan kosten kleding.
Vakantie, uitjes en cadeaus
47. De vrouw voert in totaal een bedrag op van € 623,33 aan vakanties, uitjes en cadeaus (dubbele post). De vrouw verwijst ter onderbouwing van deze kosten naar productie 2 bij V-formulier van 15 september 2014.
48. De man acht deze bedragen te hoog. Hij stelt dat partijen nimmer zoveel uitgaven aan vakanties, uitjes en cadeaus. Partijen maakten nimmer verre reizen, aldus de man.
49. Het hof begroot de posten vakantie, uitjes en cadeaus in redelijkheid op € 300,- per maand.
Lidmaatschappen en abonnementen
De vrouw voert een bedrag op van € 62,29 netto per maand aan lidmaatschappen. Voorts voert zij een bedrag op van € 30,92 netto per maand aan abonnementen. De vrouw verwijst ter onderbouwing van deze kosten wederom naar productie 2 bij V-formulier van 15 september 2014.
51. De man kan zich daarmee niet verenigen. Het lidmaatschap van [naam] is een gift. De man meent voorts dat van de vrouw redelijkerwijs kan worden verwacht dat zij minder aan loterijen gaat meedoen. Als de voormalige echtelijke woning is verkocht hoeft de vrouw bovendien niet langer lid te blijven van [naam]. De man heeft geen weet van de door de vrouw opgevoerde abonnementen.
52. Het hof acht aannemelijk dat de vrouw kosten heeft aan lidmaatschappen en abonnementen. Het hof begroot deze kosten in redelijkheid op € 45,- netto per maand.
De vrouw voert een bedrag op van € 100,- netto per maand aan kosten tuin. Zij is gewend een verzorgde tuin te hebben en wenst dat ook voor de toekomst.
54. De man stelt dat nog helemaal niet zeker is dat de vrouw straks een tuin heeft bij haar huurwoning. Bovendien, zo stelt de man voorts, gaven partijen nimmer € 100,- netto per maand uit aan tuinonderhoud; de man deed veel zelf.
55. Evenals de rechtbank is het hof van oordeel dat, nu deze kosten specifiek samenhangen met de omvang van de tuin behorend bij de voormalige echtelijke woning, deze kosten buiten beschouwing dienen te blijven bij de berekening van de behoefte van de vrouw.
56. Het hof acht het door de vrouw opgevoerde bedrag van € 19,99 netto per maand alleszins redelijk en houdt daarmee dan ook rekening bij de berekening van haar behoefte.
Afschrijving, onderhoud en benzine auto
57. De vrouw voert de volgende bedragen op:
- afschrijving ad € 655,46 netto per maand (nieuw € 23.596,57, nu 13 jaar, niets op afgeschreven, zal nog maximaal drie jaar meegaan);
- onderhoud ad € 150,- netto per maand (garagekosten, grote beurt, APK en carwash);
- benzine ad € 190,- netto per maand.
Zij stelt geld te moeten reserveren om straks een andere auto te kunnen kopen. De vrouw verwijst ter onderbouwing van de kosten onderhoud en benzine naar productie 2 bij V-formulier van 15 oktober 2014.
58. De man acht het niet reëel om uit te gaan van een nieuwe auto iedere drie jaar. Dat is ook nimmer de huwelijkse welstand van de vrouw geweest. Naar de mening van de man komt de afschrijving neer op € 122,90 netto per maand. Dit is naar de mening van de man ook een reële afschrijving indien deze wordt vergeleken met het overzicht van NIBUD (bijlage D bij zijn verweer tegen de behoeftelijst van de vrouw). De man acht een bedrag van € 103,- netto per maand redelijk voor wat betreft onderhoud van de auto. Voorts dient slechts rekening te worden gehouden met een bedrag van € 80,- netto per maand aan benzine, aldus de man.
59. Het hof volgt de man in zijn verweer, in die zin dat het hof in redelijkheid rekening houdt met een bedrag van € 300,- netto per maand aan afschrijving, onderhoud en benzine auto. Niet gebleken is dat de vrouw tijdens het huwelijk de beschikking had over (telkens) een nieuwe auto.
60. Het door de vrouw opgevoerde bedrag van € 8,33 netto per maand aan trein en bus acht het hof alleszins redelijk, zodat daarmee rekening wordt gehouden.
Inventaris, fiets, onvoorziene uitgaven, sparen
61. De vrouw voert in totaal een bedrag op van € 847,50 netto per maand aan reserveringsuitgaven.
62. Het hof zal, evenals de rechtbank, met deze reserveringskosten geen rekening houden, nu partijen tijdens het huwelijk aantoonbaar niet hebben gespaard, dan wel hebben gereserveerd voor de uitgaven die de vrouw thans opvoert.
63. De vrouw voert een bedrag op van € 80,41 netto per maand aan kosten huisdieren (fretten en hond). Zij verwijst ter onderbouwing van deze kosten naar een tweetal facturen van de dierenkliniek, alsmede een bankafschrift (productie 2 bij V-formulier van 15 september 2014).
64. De man stelt dat slechts rekening dient te worden gehouden met een bedrag van € 40,- netto per maand. De fretten zijn immers van[naam kind].
65. Het hof begroot deze kostenpost in redelijkheid op een bedrag van € 50,- netto per maand.
Schoonmaakartikelen
66. De vrouw voert aan kosten schoonmaakartikelen een bedrag op van € 91,25 netto per maand. De man stelt hier slechts € 10,- netto per maand aan uit te geven.
67. Het hof acht, bij gebrek aan deugdelijke bewijsstukken, een bedrag van € 15,- netto per maand alleszins redelijk. Het hof houdt daarmee dan ook rekening bij de berekening van de behoefte van de vrouw.
68. De vrouw voert een bedrag op van in totaal € 1.652,04 aan overige uitgaven, te weten: onderhoud huis, verkoop klaarmaken echtelijke woning, onderhoudskosten tijdens verkoop, verhuiskosten, kluskosten nieuwe woning.
69. Evenals de man en de rechtbank is het hof van oordeel dat met deze kosten geen rekening moet worden gehouden, aangezien deze eenmalig zijn en niet behoren tot de behoefte van de vrouw.
70. Het hof stelt op grond van het vorenstaande en met inachtneming van de overige, in de behoeftelijst van de vrouw opgevoerde en niet door de man bestreden posten, de huwelijksgerelateerde behoefte van de vrouw vast op (afgerond) € 3.595,- netto per maand. Dit bedrag correspondeert met een behoefte van € 6.198,- bruto per maand.
71. De man heeft zijn grief, waarin hij de verdiencapaciteit van de vrouw aan de orde stelt, ingetrokken, zodat deze grief geen bespreking behoeft.
72. Nu vaststaat dat de vrouw thans geen inkomen heeft en tijdens het huwelijk evenmin een inkomen had, gaat het hof uit van een behoefte van € 6.198,- bruto per maand.