ECLI:NL:GHDHA:2014:3948

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
19 november 2014
Publicatiedatum
5 december 2014
Zaaknummer
200.149.575/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Labohm
  • A. Sutorius-van Hees
  • C. Burgers-Thomassen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vrouw tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag, waarin verzoeken tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap zijn afgewezen. De vrouw is op 23 mei 2014 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 24 februari 2014. De man heeft op 4 augustus 2014 een verweerschrift ingediend. De mondelinge behandeling vond plaats op 10 oktober 2014. Tijdens deze zitting werd duidelijk dat de vrouw geen relevante gegevens had over de boedel, wat essentieel is voor de vaststelling van de verdeling. Het hof oordeelt dat de vrouw had moeten verzoeken om een bevel tot boedelbeschrijving, maar dit niet heeft gedaan. Hierdoor kan het hof de verdeling niet vaststellen conform artikel 3:185 BW. De rechtbank had eerder de echtscheiding uitgesproken en de behandeling van de verdeling aangehouden om partijen de gelegenheid te geven om stukken in te brengen. Het hof bekrachtigt de bestreden beschikking en compenseert de proceskosten, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De verzoeken van beide partijen worden afgewezen, en het hof concludeert dat de vrouw onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar stellingen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 19 november 2014
Zaaknummer : 200.149.575/01
Rekestnummers rechtbank : FA RK 12-5539 en FA RK 13-1746
Zaaknummers rechtbank : C/09/423970 en C/09/438429
[appellante],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. S. Salhi te 's-Gravenhage,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. H.J. Roetman te 's-Gravenhage.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De vrouw is op 23 mei 2014 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 24 februari 2014 van de rechtbank Den Haag, hierna: de bestreden beschikking.
De man heeft op 4 augustus 2014 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de vrouw:
- op 19 juni 2014 een V-formulier van 3 juni 2014 met bijlagen;
- op 19 juni 2014 een V-formulier van 17 juni 2014 met bijlage;
- op 29 september 2014 een V-formulier van 28 september 2014 met bijlagen.
De zaak is op 10 oktober 2014 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft de advocaat van de vrouw aan de orde gesteld dat zij voor de vrouw een tolk had geregeld, maar dat deze tolk niet is verschenen. Desgevraagd heeft de advocaat van de vrouw vervolgens verklaard dat zij de vrouw kan vertegenwoordigen.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de beschikking van de rechtbank Den Haag van 27 juni 2013 en naar de bestreden beschikking.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank in haar beschikking van 27 juni 2013 vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.
Bij de beschikking van 27 juni 2013 is, voor zover hier van belang, de echtscheiding tussen de in wettelijke gemeenschap van goederen gehuwde partijen uitgesproken en is de behandeling met betrekking tot de verzoeken tot verdeling aangehouden opdat partijen stukken in het geding kunnen brengen en overleg met elkaar kunnen voeren.
Bij de bestreden beschikking zijn de verzoeken tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd.
Volgens mededeling van de advocaat van de vrouw is de echtscheidingsbeschikking op [datum inschrijving] ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. In geschil is de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap.
2. De vrouw verzoekt (naar het hof begrijpt) om, voor zover wettelijk mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende de verdeling alsnog vast te stellen zoals in het inleidend verzoek omschreven. Kosten rechtens.
3. De man bestrijdt het beroep en verzoekt het beroep van de vrouw ongegrond te verklaren, dan wel af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen, almede het verzoek van de vrouw om proceskostenveroordeling af te wijzen van wege de aard van deze zaak. Kosten rechtens.
4. De vrouw is van mening dat de rechtbank de verdeling van de tussen partijen bestaande ontbonden huwelijksgemeenschap had moeten vaststellen overeenkomstig de punten 10 tot en met 12 van haar inleidend verzoek. In hoger beroep voert zij nog het volgende aan:
  • de vrouw heeft geen vermogen in [Buitenland A] maar is niet in staat die stelling te onderbouwen met een verklaring uit [Buitenland A];
  • de man heeft verzuimd nadere gegevens over te leggen omtrent zijn plantages in [Buitenland B];
  • de man weigert mee te werken aan taxatie van de voormalige echtelijke woning;
  • de schuld aan het LBIO dient aan de man te worden toegedeeld omdat hij de kinderbijslag ontving;
  • de man weigert inzage te geven in de hoogte van de spaartegoeden die op een op zijn naam gestelde rekening staan.
5. De man weerspreekt de stellingen van de vrouw. Primair stelt hij zich op het standpunt dat de rechtbank terecht heeft beslist zoals zij heeft gedaan. Volgens de man heeft de vrouw in hoger beroep wederom verzuimd inzicht te verschaffen in de omvang en samenstelling van de ontbonden huwelijksgemeenschap zodat haar verzoek tot vaststelling van de verdeling moet worden afgewezen. Subsidiair - voor het geval het hof over mocht gaan tot vaststelling van de verdeling - voert de man verweer ter zake de volgende boedelbestanddelen:
  • woning in [Buitenland A]
  • grond in [Buitenland B]
  • echtelijke woning
  • schulden
  • spaartegoeden en betaalrekening van de man
  • spaartegoeden en betaalrekening van de vrouw
  • inboedel
  • auto.
Ten slotte is de man van mening dat de vrouw in de kosten van het hoger beroep moet worden veroordeeld, nu zij verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap vordert maar verzuimt informatie en gegevens aan te leveren. In zoverre is het hoger beroep ondeugdelijk ingesteld, aldus de man.
6. Het hof overweegt als volgt. De advocaat van de vrouw heeft ter terechtzitting desgevraagd bevestigd dat zij het hof verzoekt op de voet van artikel 3:185 BW de verdeling van de tussen partijen bestaande ontbonden huwelijksgemeenschap vast te stellen. Om de verdeling te kunnen vaststellen heeft het hof een deugdelijke boedelbeschrijving nodig of concrete gegevens omtrent de boedelbestanddelen per de peildatum 23 juli 2012. De vrouw heeft zulks in hoger beroep niet overgelegd. De vrouw stelt dat het haar aan gegevens ontbreekt vanwege de onwillige houding van de man. Echter, naar het oordeel van het hof had de vrouw op de voet van artikel 672 Rv om een bevel tot boedelbeschrijving door een bij dat bevel aan te wijzen notaris kunnen verzoeken. De vrouw heeft evenmin inzicht gegeven in de waardes van de verschillende boedelbestanddelen. Het had op haar weg gelegen die waardes te onderbouwen. Zo had de vrouw een makelaar kunnen inschakelen voor een zichttaxatie van de voormalige echtelijke woning. Wegens het gebrek aan voormelde gegevens is het hof, evenals de rechtbank, niet in staat de verdeling vast te stellen. De bestreden beschikking zal derhalve worden bekrachtigd.
7. Gelet op de familierechtelijke aard van deze zaak ziet het hof geen aanleiding voor de verzochte proceskostenveroordelingen. Het hof zal de proceskosten van het geding in hoger beroep compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. De andersluidende verzoeken van partijen zullen worden afgewezen.
8. Het door de vrouw in het beroepschrift gedaan algemeen bewijsaanbod zal het hof als onvoldoende concreet en specifiek passeren.
9. Mitsdien wordt als volgt beslist.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Labohm, Sutorius-van Hees en Burgers-Thomassen, bijgestaan door mr. De Witte-Renkema als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 november 2014.