2.2Bewuste aanvaarding
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of de verdachte de aanmerkelijke kans dat aangeefster zou komen te overlijden bewust heeft aanvaard.
Er bestaat naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans op de dood indien een persoon met kracht wordt gewurgd. De verdachte heeft met kracht de hals en/of keel van aangeefster dichtgeknepen, waardoor aangeefster het bewustzijn is verloren. Door aldus te handelen heeft hij die aanmerkelijke kans bewust aanvaard, althans op de koop toegenomen. Naar de uiterlijke verschijningsvorm kan het handelen van de verdachte immers worden aangemerkt als zo zeer gericht op de dood van aangeefster, dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op de dood heeft aanvaard.
Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat er geen contra-indicaties voor voorwaardelijk opzet aanwezig zijn. De omstandigheden dat de verdachte zegt niet te hebben gewild dat zijn vrouw zou komen te overlijden en dat hij zich niet herinnert dat hij met kracht de hals en/of keel van aangeefster heeft dichtgeknepen doen aan het vorenstaande niet af. Dat de verdachte volgens de verklaring van aangeefster nadien lucht in haar mond heeft geblazen, alsof hij haar aan het beademen was, doet daaraan evenmin af. Dit betreft een terugtred nadien, die niets afdoet aan de strafwaardigheid van het daaraan voorafgaande handelen van de verdachte zoals hierboven omschreven.
3.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzet, in voorwaardelijke zin, heeft gehad op de dood van aangeefster en zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag. De verweren worden verworpen.
4.
Slaan, stompen en schoppen
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde slaan, stompen en schoppen in het onderhavige geval niet is gebleken dat zulks tot de dood van aangeefster kon leiden dan wel dat die geweldshandelingen hebben bijgedragen aan de kans op de dood door de wurgingshandelingen. De verdachte dient dan ook betreffende deze onderdelen van de tenlastelegging te worden vrijgesproken. Deze mishandeling wordt wel als omstandigheid waaronder de poging tot doodslag plaatsvond mede in aanmerking genomen bij het bepalen van de aan de verdachte op te leggen straf.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair.
hij in de periode van 9 februari 2014 tot en met
11 februari 2014 te Gouda ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [aangeefster] van het leven te beroven, opzettelijk (met beide handen) met kracht de hals en/of de keel van die [aangeefster] heeft dichtgeknepen en dichtgedrukt en dichtgedrukt gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij in de periode van 9 februari 2014 tot en met
11 februari 2014 te Gouda een wapen van categorie I onder 7°, te weten een balletjespistool, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op: