Uitspraak
Gerechtshof Den Haag
Arrest
[verdachte],
zij op of omstreeks 03 december 2011 te Leiden tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (blauwe) (bestel)auto (merk/type: Volkswagen Caddy, kenteken: [kentekennummer]) en/of een (groot) aantal pakketjes (met o.a. gsm's), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] en/of [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan haar mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het (als Zwarte Piet verkleed) richten van een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [aangever] en (daarbij) zeggen van de volgende woorden: "Rijden, rijden, niet kijken, doorrijden. Denk om je leven. Wat heb je allemaal bij je?" en/of "Parkeer hem ergens hier." en/of "Uitstappen en niet kijken.".
de verdachtezich ten tijde van de overval in Leiden bevond. Zij heeft van aanvang af ontkend op enigerlei wijze bij die overval betrokken te zijn geweest en heeft ook van aanvang af ontkend op 3 december 2011 in Leiden te zijn geweest.
terwijl zij sliep, iets dat de verdachte - die op haar beurt heeft verklaard haar auto en haar telefoon niet uit te lenen - voor mogelijk heeft gehouden. De medeverdachte [medeverdachte] heeft daaraan nog toegevoegd dat de verdachte “er zeker weten niks mee te maken” heeft. Daarenboven heeft de medeverdachte [medeverdachte] – ook toen hij eenmaal had bekend onder meer bij de overval in Leiden betrokken te zijn geweest – dermate wisselend, tegenstrijdig en menigmaal ook verifieerbaar onjuist verklaard, dat deze verklaringen naar het oordeel van het hof met de grootst mogelijke terughoudendheid behoren te worden bezien en in ieder geval niet als doorslaggevend bewijsmiddel voor een bewezenverklaring kunnen dienen.