ECLI:NL:GHDHA:2014:4270

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
14 november 2014
Publicatiedatum
14 januari 2015
Zaaknummer
22-000476-14
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en winkeldiefstal door verdachte

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 14 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die eerder door de politierechter in Rotterdam was veroordeeld. De verdachte heeft de dochter van zijn ex-vriendin mishandeld door haar een duw te geven, waardoor zij viel en letsel opliep. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal van een Choco Prince. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken. De zaak is behandeld op basis van het onderzoek tijdens de zittingen in eerste aanleg en hoger beroep. De verdachte heeft in hoger beroep een beroep op noodweer gedaan, maar het hof oordeelde dat er geen sprake was van een wederrechtelijke aanranding. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat meegewogen is in de strafmotivering. Het hof heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000476-14
Parketnummers: 10-187390-13 en 10-053049-13
Datum uitspraak: 14 november 2014
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 8 januari 2014 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortejaar] 1973,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van
31 oktober 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 10-187390-13 en het in de zaak met parketnummer 10-053049-13 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 10-187390-13:
hij op of omstreeks 16 oktober 2013 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een Choco Prince, althans een koek(je), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Coöp Ambachtsplein, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Zaak met parketnummer 10-053049-13:
hij op of omstreeks 14 maart 2013 te Rotterdam opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde partij]), bij het lichaam heeft vastgepakt/beetgepakt en/of (vervolgens) met kracht, op/tegen het lichaam heeft geduwd, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10-187390-13 en het in de zaak met parketnummer 10-053049-13 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Ten aanzien van parketnummer 10-187390-13:
hij op
of omstreeks16 oktober 2013 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een Choco Prince,
althans een koek(je), in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan de Coöp Ambachtsplein
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Ten aanzien van parketnummer 10-053049-13:hij op
of omstreeks14 maart 2013 te Rotterdam opzettelijk mishandelend een persoon (te weten
[benadeelde partij]), bij het lichaam heeft vastgepakt/beetgepakt en
/of (vervolgens
)met kracht,
op/tegen het lichaam heeft geduwd, waardoor deze letsel heeft bekomen
en/of pijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging betoogd dat aan de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 10-053049-13 ten laste gelegde een beroep op noodweer toekomt en dat hij dientengevolge dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Hiertoe is aangevoerd dat de verdachte genoodzaakt was zich te verdedigen tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van de zijde van [benadeelde partij].
Het hof gaat op basis van de zich in het dossier bevindende stukken en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 14 maart 2013 heeft de verdachte omstreeks 16:40 uur aangebeld bij de gemeenschappelijke portiek van de woning van zijn ex-vriendin. [benadeelde partij], de dochter van de ex-vriendin van verdachte, heeft via de intercom geantwoord dat verdachte weg moest gaan. Doordat de toegangsdeur van het portiek openstond, kon de verdachte toch naar boven lopen. [benadeelde partij] is op de verdachte afgelopen om de verdachte aan te spreken. De verdachte heeft [benadeelde partij] vervolgens beetgepakt en met kracht van zich afgeduwd, waardoor zij ten val is gekomen en een verwonding aan haar hoofd heeft opgelopen.
Naar het oordeel van het hof kan de hiervoor beschreven handeling van [benadeelde partij], bestaande uit het op de verdachte aflopen, zelfs indien [benadeelde partij] - zoals de verdachte heeft verklaard - met opgeheven handen op hem afkwam, niet worden gezien als een wederrechtelijke aanranding van de verdachte.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de verdachte de hem verweten gedraging niet heeft verricht in een situatie waarin voor hem de noodzaak bestond tot verdediging van zijn eigen lijf tegen een ogenblikkelijke wederechtelijke aanranding, dan wel het onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor. Het beroep op noodweer faalt derhalve.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Kwalificatie
Het in de zaak met parketnummer 10-187390-13 bewezen verklaarde levert op:

diefstal.

Het in de zaak met parketnummer 10-053049-13 bewezen verklaarde levert op:

mishandeling.

Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 10-187390-13 en het in de zaak met parketnummer 10-053049-13 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, zulks met inachtneming van het bepaalde bij artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft de dochter van zijn ex-vriendin mishandeld door haar een duw te geven, ten gevolge waarvan zij is gevallen en letsel heeft bekomen. Door aldus te handelen heeft de verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Daarnaast heeft de verdachte zich op bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Dit betreft een ergerlijk feit dat naast financiële schade voor de betreffende winkelier ook overlast met zich meebrengt.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 16 oktober 2014, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 22b, 57, 63, 300 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10-187390-13 en het in de zaak met parketnummer 10-053049-13 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 10-187390-13 en het in de zaak met parketnummer 10-053049-13 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Dit arrest is gewezen door mr. J.M. van de Poll, mr. J.T.F.M. van Krieken en mr. N. Zandbergen, in bijzijn van de griffier mr. L.A.M. Karels.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 14 november 2014.
Mr. N. Zandbergen is buiten staat dit arrest te ondertekenen.