In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 16 oktober 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte is beschuldigd van het beledigen van een politieagent, hoofdagent van politie, tijdens de rechtmatige uitoefening van zijn functie op 24 mei 2013 te Rotterdam. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 2.700,- of 37 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week met een proeftijd van twee jaar. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het vonnis van de eerste aanleg wordt vernietigd en dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 30 uur voorwaardelijk.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de politieagent beledigd heeft door beledigende woorden te uiten en door in het gezicht van de agent te spugen. Het hof heeft de bewezenverklaring van de belediging bevestigd, maar heeft de eerdere veroordeling vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 150,-, die bij gebreke van betaling kan worden omgezet in drie dagen hechtenis. Het hof heeft ook de vordering van de benadeelde partij, de politieagent, tot schadevergoeding van € 250,- afgewezen, omdat deze vordering niet-ontvankelijk is verklaard en alleen bij de burgerlijke rechter kan worden ingediend.
Het hof heeft in zijn overwegingen rekening gehouden met de ernst van de belediging, de omstandigheden waaronder deze heeft plaatsgevonden, en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Het hof heeft benadrukt dat ambtenaren in hun functie beschermd moeten worden tegen beledigingen en dat dergelijk gedrag niet getolereerd kan worden. De uitspraak is gedaan in het belang van de openbare orde en het respect voor het openbaar gezag.