ECLI:NL:GHDHA:2014:4279

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2014
Publicatiedatum
14 januari 2015
Zaaknummer
22-000994-13
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging en bedreiging van politieagent en echtgenote door verdachte

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 21 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan belediging en bedreiging van een politieagent, evenals bedreiging en belaging van zijn toenmalige echtgenote. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 50 dagen, en een gevangenisstraf van 166 dagen. De zaak kwam voor het hof na een eerdere veroordeling door de rechtbank Den Haag op 21 februari 2013, waarbij de verdachte ook al was gestraft voor vergelijkbare feiten.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 4 november 2011 de politieagent heeft bedreigd met de dood en beledigende woorden heeft geuit. Daarnaast heeft hij zijn echtgenote meermalen bedreigd via sms-berichten, wat leidde tot een inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer. De verdachte heeft in hoger beroep zijn verweer gevoerd, maar het hof oordeelde dat het politieoptreden gerechtvaardigd was en dat er geen reden was voor strafvermindering.

De vordering van de advocaat-generaal om het vonnis te vernietigen en de verdachte opnieuw te veroordelen werd toegewezen. Het hof heeft de straffen gemotiveerd op basis van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij ook rekening is gehouden met zijn eerdere veroordelingen. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf en een gevangenisstraf, met bijzondere voorwaarden voor zijn proeftijd, waaronder een contactverbod met de slachtoffers. Tevens is een schadevergoeding van € 1.000,- aan de benadeelde partij toegewezen, die in termijnen kan worden betaald. Het hof heeft het beslag op een zilverkleurig mes, dat gebruikt is bij de bedreigingen, verbeurd verklaard.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000994-13
Parketnummer: 09-901006-11
Datum uitspraak: 21 maart 2014
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank Den Haag van 21 februari 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1974,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 18 september 2013 en 11 maart 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 166 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Aan de verdachte is de bijzondere voorwaarde opgelegd dat hij zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen te geven door of namens reclassering Nederland, ook als dat inhoudt een meldplicht en/of het volgen van een behandeling bij De Waag. Aan de verdachte is voorts als bijzondere voorwaarde een contactverbod opgelegd met betrekking tot [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2], met dien verstande dat dit met betrekking tot [benadeelde partij 2] slechts geldt voor zover door de kinderrechter op enig moment niet andersluidend wordt beslist.
De verdachte is ter zake van het onder 1, 2 3 en 4 ten laste gelegde voorts veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis.
De vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij is toegewezen tot € 500,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte. De vordering van de benadeelde partij is voor het overige afgewezen. Het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp is verbeurdverklaard. Tot slot is het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 04 november 2011 te 's-Gravenhage [benadeelde partij 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde partij 3] dreigend de woorden toegevoegd : “Krijg de tering. Ik maak jou dood. Ik ga jou vermoorden.” en/of (vervolgens) een brandende sigaret op de jas van die [benadeelde partij 3] gegooid en/of (vervolgens) een (dolk)mes getoond en/of daarbij dreigend de woorden toegevoegd “Ik ga jullie doodmaken, kom maar”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2:
hij op of omstreeks 04 november 2011 te 's-Gravenhage opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [benadeelde partij 3], gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, die [benadeelde partij 3] in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden “Wie ben jij dan wel klootzak. Ik heb met jou helemaal niets te maken. ik ben echt niet bang voor jou, mongool”, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
3:
hij in de periode van 16 oktober 2011 tot en met 17 oktober 2011 te 's-Gravenhage [benadeelde partij 1] (meermalen) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk die [benadeelde partij 1] (per sms) dreigend de woorden toegevoegd: “Zoals ik al zei, nu begint het pas, eerst je kankerkneusje dood, dan jij” en/of “Heel je kankerfamilie uitmoorden........hmmmm”;
4:
hij in de periode van 5 september 2011 tot en met 04 november 2011 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde partij 1], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [benadeelde partij 1], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte die [benadeelde partij 1] (in enkele dagen) meer dan twintig, althans veel smsberichten en/of mailberichten gestuurd, met onder andere de tekst
- “ Ben benieuwd hoeveel bloed er uit jouw lichaam loopt” en/of
- Voelt het nog steeds allemaal goed? Het enige wat goed zal voelen, is dansen op je graf.....” en/of
- “ Ik beschouw je vanaf nu als overleden. 11 november is MIJN weekend en je bent NIET welkom op [benadeelde partij 2] haar verjaardag”.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op
of omstreeks04 november 2011 te 's-Gravenhage [benadeelde partij 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling,immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde partij 3] dreigend de woorden toegevoegd : “Krijg de tering. Ik maak jou dood. Ik ga jou vermoorden.”
en/of (vervolgens) een brandende sigaret op de jas van die [benadeelde partij 3] gegooiden
/of (vervolgens)een
(dolk
)mes getoond en
/ofdaarbij dreigend de woorden toegevoegd “Ik ga jullie doodmaken, kom maar”
, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2:
hij op
of omstreeks04 november 2011 te 's-Gravenhage opzettelijk beledigend
(een
)ambtena
(a
)r
(en), te weten [benadeelde partij 3], gedurende en
/ofter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn
/haar/hunbediening, die [benadeelde partij 3] in diens
/diertegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden “Wie ben jij dan wel klootzak. Ik heb met jou helemaal niets te maken. ik ben echt niet bang voor jou, mongool”, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
3:
hij in de periode van 16 oktober 2011 tot en met 17 oktober 2011 te 's-Gravenhage [benadeelde partij 1]
(meermalen
)heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling,immers heeft verdachte
(telkens)opzettelijk die [benadeelde partij 1]
(per sms
)dreigend de woorden toegevoegd: “Zoals ik al zei, nu begint het pas, eerst je kankerkneusje dood, dan jij” en/of “Heel je kankerfamilie uitmoorden........hmmmm”;
4:
hij in de periode van 5 september 2011 tot en met 04 november 2011 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde partij 1],
in elk geval van een ander,met het oogmerk die [benadeelde partij 1],
in elk geval die anderte dwingen iets te doen,
niet te doen,te dulden en
/ofvrees aan te jagen, immers heeft verdachte die [benadeelde partij 1]
(in enkele dagen) meer dan twintig, althansveel smsberichten en/of mailberichten gestuurd, met onder andere de tekst
- “ Ben benieuwd hoeveel bloed er uit jouw lichaam loopt” en
/of
- Voelt het nog steeds allemaal goed? Het enige wat goed zal voelen, is dansen op je graf.....” en
/of
- “ Ik beschouw je vanaf nu als overleden. 11 november is MIJN weekend en je bent NIET welkom op [benadeelde partij 2] haar verjaardag”.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Verweer ten aanzien van de feiten onder 1 en 2
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep het verweer gevoerd –zakelijk weergegeven- dat het politieoptreden disproportioneel is geweest. Het inzetten van een politiehond heeft escalerend gewerkt en derhalve dient strafvermindering te volgen, aldus de raadsman.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt. Het hof heeft vastgesteld dat de verklaring van de verdachte omtrent hetgeen zich op 4 november 2011 heeft afgespeeld, afwijkt van die van de verbalisanten. Het hof heeft evenwel geen reden om te twijfelen aan de verklaringen van de verbalisanten. Het hof is van oordeel dat het politieoptreden op 4 november 2011 gerechtvaardigd was in de situatie die zich op die dag heeft voorgedaan; dat de politie heeft besloten om over te gaan tot het inzetten van een politiehond, is aan het gedrag van de verdachte te wijten geweest. De situatie is door toedoen van de verdachte geëscaleerd en vereiste een politieoptreden zoals dat heeft plaatsgevonden. Het hof is van oordeel dat het politieoptreden in die situatie niet disproportioneel is geweest. Het hof ziet derhalve geen reden voor strafvermindering. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 en 3 bewezen verklaarde levert op:

Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,

meermalen gepleegd.

Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:

Belaging.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 166 uren, met aftrek van voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat aan de verdachte de bijzondere voorwaarde zal worden opgelegd dat hij zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de stichting reclassering Nederland.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belediging en bedreiging van een politieagent. Aldus handelde heeft de verdachte de politie belemmerd in de taakuitoefening. De verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan bedreiging en belaging van zijn toenmalige echtgenote. De verdachte heeft zich tegenover het slachtoffer op een kwetsende wijze uitgelaten en een inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij in hoger beroep ervan blijk heeft gegeven onvoldoende inzicht te hebben in het laakbare karkater van zijn handelen.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 21 februari 2014, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is - alles overwegende en mede gelet op de speciale en generale preventie - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur, alsmede een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.
Het hof ziet in hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gekomen omtrent de verstandhouding tussen de verdachte, het slachtoffer en hun dochter [benadeelde partij 2], aanleiding om het door de rechtbank opgelegde contactverbod in hoger beroep te handhaven. Gelet op het tijdsverloop sinds de datum van het vonnis zal het hof bepalen dat het contactverbod van kracht is gedurende het eerste jaar van de proeftijd van twee jaren.
Beslag
Het na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp zoals dit is vermeld op de beslaglijst, onder nummer 1, te weten een zilverkleurig mes, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met behulp waarvan het onder 1 en 2 bewezen verklaarde is begaan. Het hof zal daarom dit voorwerp verbeurd verklaren.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 3 en 4 ten laste gelegde tot een bedrag van € 2.000,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft overeenkomstig de beslissing van de rechtbank dienaangaande geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 500,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering is door en/of namens de verdachte niet betwist. De raadsman heeft hieromtrent aangevoerd dat de verdediging zich kan vinden in de door de rechtbank genomen beslissing tot toewijzing van de vordering tot € 500,00. De raadsman heeft verzocht te bepalen dat het bedrag in termijnen kan worden betaald.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het
rechtstreekse gevolg is van het onder 3 en 4 bewezen verklaarde. Het hof heeft gelet op de ernst van de feiten en de mate waarin dat het leven van het slachtoffer doorgaans in de greep houdt. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich –naar maatstaven van billijkheid- voor toewijzing tot € 1.000,00. Het hof zal bepalen dat de verdachte dit bedrag in termijnen kan voldoen.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 1.000,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1].
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24, 33, 33a, 36f, 57, 63, 266, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voorts tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Veroordeelt de verdachte voorts tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
166 (honderdzesenzestig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
90 (negentig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.

Stelt als bijzondere voorwaarden dat:

- de verdachte zich gedurende de proeftijd zal houden aan de aanwijzingen en voorschriften te geven door of namens de stichting reclassering Nederland, ook als dat inhoudt het volgen van een behandeling;
- het de veroordeelde gedurende het eerste jaar van de proeftijd verboden is direct of indirect –anders dan door tussenkomst van een advocaat- contact te leggen of te laten leggen met [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2], met dien verstande dat dit met betrekking tot [benadeelde partij 2] slechts geldt voor zover door de kinderrechter op enig moment niet andersluidend wordt beslist.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp, te weten een zilverkleurig mes.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ter zake van het onder 3 en 4 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.000,00 (duizend euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1], een bedrag te betalen van
€ 1.000,00 (duizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de schadevergoeding mag worden voldaan in
10 (tien) termijn(en)van
1 maand, groot
€ 100,00 (honderd euro).
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door mr. J.M. van de Poll, mr. J.W. van Rijkom en mr. H.A. van Brummen, in bijzijn van de griffier mr. S. Imami.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 21 maart 2014.
Mr. H.A. van Brummen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.