ECLI:NL:GHDHA:2014:4282

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
13 november 2014
Publicatiedatum
14 januari 2015
Zaaknummer
22-003864-13
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van opzettelijk zwaar lichamelijk letsel met luchtdrukwapen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 13 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1992, was beschuldigd van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan meerdere personen met een luchtdrukwapen op 15 december 2012 te Alphen aan den Rijn. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de eerste aanleg zou worden vernietigd en dat de verdachte zou worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, terwijl voor het subsidiair ten laste gelegde een gevangenisstraf van 33 dagen met een voorwaardelijk deel en een taakstraf werd geëist.

Het hof heeft het onderzoek in hoger beroep gevoerd op 30 oktober 2014 en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. Het hof oordeelde dat er onvoldoende wettige bewijsmiddelen waren om de verdachte te veroordelen voor de ten laste gelegde feiten. De verdachte werd vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde, omdat het hof niet overtuigd was dat de verdachte daadwerkelijk met het luchtdrukwapen had geschoten.

Daarnaast was er een vordering van benadeelde partij [benadeelde partij 1] tot schadevergoeding, die in hoger beroep was verlaagd. Aangezien de verdachte werd vrijgesproken, werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. Het hof gelastte ook de teruggave van het in beslag genomen wapen aan de verdachte. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken op de zitting van 13 november 2014.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003864-13
Parketnummer: 09-721298-12
Datum uitspraak: 13 november 2014
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 27 augustus 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1992,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 30 oktober 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Het hof begrijpt de vordering van de advocaat-generaal aldus dat deze heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, dat de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken en ter zake van het subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 33 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 1 jaar, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het primair ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het subsidiair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 33 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren alsmede tot een taakstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis. Omtrent de vordering van de benadeelde partij en het beslag is beslist zoals in het vonnis is omschreven. Het opgeschorte bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte is opgeheven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 december 2012 te Alphen aan den Rijn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan één of meer perso(o)n(en) (te weten [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3]), (telkens) opzettelijk en met voorbedachten rade, althans (telkens) opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, (telkens) met dat opzet, na kalm beraad en rustig overleg, althans (telkens) opzettelijk met een luchtdrukwapen (merk Fritz Barthelmes) (meermalen) richting die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3]
heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 december 2012 te Alphen aan den Rijn [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte
opzettelijk dreigend (meermalen) met een luchtdrukwapen richting die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] geschoten.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Het hof heeft niet uit wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte op 15 december 2012 te Alphen aan den Rijn met een luchtdrukwapen heeft geschoten. Derhalve kan naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend worden bewezen hetgeen aan de verdachte primair en subsidiair ten laste is gelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 1]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 500,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in hoger beroep verlaagde bedrag van € 250,-.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Nu de verdachte van het primair en subsidiair ten laste gelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
Beslag
Ten aanzien van het in beslag genomen en nog niet teruggegeven wapen, zal het hof de teruggave gelasten aan de rechthebbende: [verdachte].

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Gelast de
teruggaveaan [verdachte] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1
STK Wapen Kl: zwart RECORD cal 177.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] in zijn vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door mr. M.J. de Haan-Boerdijk, mr. R.M. Bouritius en mr. M.M. van der Nat, in bijzijn van de griffier mr. S. Hartog-Zamani.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 13 november 2014.