In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een echtscheidingskwestie waarbij de vrouw, appellante, in hoger beroep is gekomen van een vonnis van de kantonrechter. De vrouw heeft recht op de helft van het tijdens het huwelijk opgebouwde ouderdomspensioen van de man, maar door het niet tijdig indienen van de benodigde formulieren bij het pensioenfonds, kan er geen verevening plaatsvinden. De man is verplicht om maandelijks de helft van zijn bruto ouderdomspensioen aan de vrouw te betalen. De vrouw vordert in hoger beroep een bedrag van € 8.564,94 en een maandelijks bedrag van € 292,74 vanaf 1 augustus 2012, alsook informatie van het pensioenfonds over de hoogte van de pensioenaanspraken. Het hof stelt vast dat de vrouw haar vordering in hoger beroep voldoende heeft onderbouwd en dat er sprake is van een betalingsachterstand. De man heeft onvoldoende verweer gevoerd tegen de vordering van de vrouw. Het hof vernietigt het bestreden vonnis en veroordeelt de man om binnen zes weken de benodigde informatie van het pensioenfonds aan de vrouw te verstrekken, alsook de maandelijkse betalingen en de achterstand te voldoen. De kosten van het geding worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.