ECLI:NL:GHDHA:2014:4299

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
18 november 2014
Publicatiedatum
26 januari 2015
Zaaknummer
200.145.819/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake incidentele vordering ex artikel 843a Rv tussen cliënt en advocaat

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [de man] tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 8 januari 2014. De zaak betreft een geschil tussen [de man] en zijn advocaat, [de advocaat]. In het hoger beroep heeft [de advocaat] een voorwaardelijke incidentele vordering ingesteld op basis van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Deze vordering is afhankelijk gesteld van het oordeel van het hof in de hoofdzaak. Het hof heeft in deze uitspraak geoordeeld dat de voorwaarde waaronder de incidentele vordering is ingesteld nog niet is vervuld, aangezien er nog geen beslissing in de hoofdzaak is genomen. Hierdoor is de incidentele vordering niet toewijsbaar op dit moment. Het hof heeft besloten de beslissing over de incidentele vordering aan te houden tot de beslissing in de hoofdzaak. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol van 16 december 2014 voor beraad van partijen ter zake van het arrest in de hoofdzaak. Het hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling civiel
Zaaknummer : 200.145.819/01
Rol-/zaaknummer rechtbank : C/09/444759/HA ZA 13-670

arrest in het incident van de familiekamer d.d. 18 november 2014

inzake
[de man],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [de man],
advocaat: mr. A. Quispel te Oud-Beijerland,
tegen
[de advocaat],
kantoorhoudende te [plaatsnaam],
geïntimeerde,
hierna te noemen: [de advocaat],
advocaat: mr. H.J. Delhaas te Amsterdam.

Het geding

[de man] is bij exploot van 8 april 2014 in hoger beroep gekomen van het vonnis van 8 januari 2014 van de rechtbank Den Haag, gewezen tussen [de man] als eiser en [de advocaat] als gedaagde, hierna: het bestreden vonnis.
Voor de loop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar het bestreden vonnis en de daarin vermelde stukken.
Voor zover ten aanzien van de vordering in het incident van belang vermeldt het hof hier de ten aanzien van deze vordering ingediende stukken.
Bij memorie van antwoord heeft [de advocaat] een (voorwaardelijke) incidentele vordering ingesteld.
[de man] heeft daarop een memorie van antwoord in het voorwaardelijke incident genomen.
[de advocaat] heeft daarop haar procesdossier overgelegd en arrest gevraagd in het incident. De rolraadsheer heeft het arrest in het incident bepaald op heden.

Beoordeling van het hoger beroep

1. [de advocaat] heeft in haar memorie van antwoord, tevens voorwaardelijk incidentele conclusie ex artikel 843a Rv, gesteld:
“Mr. [de advocaat] stelt deze vordering voorwaardelijk in, voor het geval het hof mocht oordelen dat één of meer van de vorderingen van [de man] (op grond van door hem overgelegde producties), mogelijk voor toewijzing in aanmerking komt. Mr. [de advocaat] verzoekt het hof [de man] ook pas op dat moment de gelegenheid te geven inhoudelijk te reageren op dit voorwaardelijke incident. Indien de grieven van [de man] hoe dan ook niet tot vernietiging van (een deel van) het vonnis in eerste aanleg kunnen leiden of als het hof op grond van de stelplicht c.q. artikel 22 Rv zijn gevolgtrekking heeft verbonden aan het ontbreken van de processtukken, behoeft over deze voorwaardelijke incidentele vordering niet geoordeeld te worden.”
2. [de man] heeft gesteld, er geen bezwaar tegen te hebben de volledige processtukken uit de echtscheidingszaak tussen hem en zijn ex-echtgenote, althans de stukken die in de punten 94 en 95 van de memorie van antwoord zijn genoemd in het geding te brengen.
3. [de advocaat] heeft haar incidentele vordering ex artikel 843a Rv uitdrukkelijk afhankelijk gesteld van het oordeel van het hof in de hoofdzaak. Nu het hof in dit incident nog geen oordeel geeft in de hoofdzaak, is de onderhavige incidentele vordering niet, althans niet nu, toewijsbaar. De voorwaarde waaronder de incidentele vordering is ingesteld is niet vervuld.
4. Het hof zal, gelet op het vorenoverwogene en nu de zaak niet meebrengt dat vooraf op deze vordering moet worden beslist, zijn oordeel over de incidentele vordering aanhouden tot de beslissing in de hoofdzaak.

Beslissing

Het hof:
In het incident:
houdt de beslissing op de voorwaardelijke incidentele vordering aan;
verwijst de zaak naar de rol van 16 december 2014 voor beraad partijen terzake arrest in de hoofdzaak;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.A. Mink, I. Obbink-Reijngoud en C.M. Warnaar en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 november 2014 in aanwezigheid van de griffier.