ECLI:NL:GHDHA:2014:4305

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
28 november 2014
Publicatiedatum
27 januari 2015
Zaaknummer
200.158.749.01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Mink
  • A. van den Wildenberg
  • J. Warnaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale omgangs- en zorgregeling voor minderjarigen in hoger beroep

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de omgangs- en zorgregeling van twee minderjarigen, geboren in 2002, tussen hun ouders, de moeder en de vader. De moeder, wonende in Ierland, heeft in hoger beroep beroep aangetekend tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag van 17 oktober 2014. De vader woont in Duitsland en heeft op 19 november 2014 een verweerschrift ingediend. De zaak is op 24 november 2014 mondeling behandeld, waarbij de raad voor de kinderbescherming niet is verschenen. De minderjarigen hebben schriftelijk hun mening kenbaar gemaakt. De rechtbank had eerder bepaald dat de zomervakanties bij helfte tussen de ouders worden verdeeld, en dat de minderjarigen in de herfstvakanties om en om bij de ouders verblijven. De vader heeft de zorg voor de minderjarigen tijdens de kerstvakantie in 2014. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd op het punt van het halen en brengen van de minderjarigen gedurende de vakanties en heeft een nieuwe regeling vastgesteld. De moeder heeft de plicht om de minderjarigen naar een vliegveld in Duitsland te brengen, waar de vader hen zal ophalen. Het hof heeft ook bepaald dat de minderjarigen bij de vader zullen zijn buiten de schoolvakanties om, één keer per maand van zaterdagochtend tot maandagochtend. De regeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de kosten van de reizen zijn verdeeld tussen de ouders. Het hof heeft het verzoek van de moeder om een verklaring in de zin van artikel 15 HKOV afgewezen, omdat deze procedure zich beperkt tot het treffen van een ordemaatregel. De ouders zijn verplicht om ervoor te zorgen dat de kinderen contact en een band kunnen onderhouden met beide ouders na de scheiding.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 28 november 2014
Zaaknummer : 200.158.749/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 14-5205 en FA RK 14-7959
Zaaknummer rechtbank : C/09/469305 en C/09/475121
[verzoekster],
wonende te[woonplaats], Ierland,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. L.J. Zietsman te Den Haag,
tegen
[verweerder],
wonende te[woonplaats] Duitsland,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. M.E. Tuinman te Den Haag.
In verband met het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming te Den Haag,
hierna te noemen: de raad.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De moeder is op 31 oktober 2014 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 17 oktober 2014 van de rechtbank Den Haag.
De vader heeft op 19 november 2014 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de moeder:
- op 14 november 2014 een brief van diezelfde datum met als bijlage een V-formulier van 13 november 2014 met bijlagen;
- op 21 november 2014 een V-formulier van 18 november 2014 met bijlagen.
De zaak is op 24 november 2014 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat en door mevrouw L. Reule als tolk in de Engelse taal;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat.
De raad is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De na te noemen minderjarigen hebben het hof allebei schriftelijk hun mening kenbaar gemaakt.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is, voor zover van belang:
  • het verzoek tot teruggeleiding van de minderjarigen [minderjarige 1], geboren [in] 2002 te [geboorteplaats]en [minderjarige 2], geboren [in] 2002 te [geboorteplaats] (hierna gezamenlijk te noemen: de minderjarigen), naar Duitsland afgewezen;
  • verstaan dat partijen het erover eens zijn dat de minderjarigen hun hoofdverblijf bij de moeder in Ierland zullen hebben;
  • bepaald dat de minderjarigen bij de vader zullen zijn (buiten de schoolvakanties om) het weekend van vrijdag na school (zodra de vader in Ierland is geland) tot en met die zondag na het avondeten, waarbij de vader de minderjarigen bij de moeder op een nader overeen te komen ophaalplek dan wel bij de moeder thuis ophaalt en weer bij de moeder om uiterlijk 21:00 uur terugbrengt;
  • bepaald dat de vakanties bij helfte zullen worden verdeeld en op de navolgende wijze:
 zomervakanties: bij helfte tussen partijen;
 herfstvakanties: de minderjarigen verblijven het ene jaar bij de moeder en het andere jaar bij de vader, om en om. In het jaar 2014 zullen de minderjarigen gedurende de herfstvakantie vanaf vrijdag 24 oktober 2014 na school ofwel vanaf zaterdag 25 oktober 2014 tot zaterdag 1 november 2014 of zondag 2 november 2014 (afhankelijk van de beschikbare vliegtickets) bij de vader verblijven. De vader zal de minderjarigen van het vliegveld te [plaats] of [plaats] (Duitsland) ophalen en weer naar het vliegveld te [plaats] of [plaats] terugbrengen en de moeder zal de minderjarigen van/naar het vliegveld te [plaats] (Ierland) brengen/halen. In het najaar 2015 zullen de minderjarigen bij de moeder verblijven;
 kerstvakanties: de kerstvakantie bestaan in principe uit twee weken. Week 1 en week 2 zullen ieder jaar tussen partijen worden gewisseld. In het jaar 2014 zullen de minderjarigen van 19 december tot en met 28 december bij de vader verblijven, gedurende de overige dagen van de vakantie verblijven de minderjarigen bij de moeder. De vader zal zorgdragen voor terugkeer van de minderjarigen naar de moeder op 28 december. In het jaar 2015 zullen de minderjarigen van 26 december tot en met 3 januari 2016 bij de vader verblijven. Gedurende de overige dagen van de vakantie verblijven de minderjarigen bij de moeder. De vader zal zorgdragen voor terugkeer van de minderjarigen naar de moeder op 3 januari. Alle overige jaren worden verdeeld conform bovenstaand schema;
 Pasen: de minderjarigen verblijven ieder jaar twee weken bij de vader;
 halen en brengen van de minderjarigen: indien de minderjarigen voor een vakantie naar de vader zullen gaan, zal de vader verantwoordelijk zijn voor het boeken van vliegtickets en zal hij de kosten van de vliegtickets voor zijn rekening nemen, de moeder zal de minderjarigen op haar kosten brengen/halen van het vliegveld te [plaats], de vader zal de minderjarigen halen/brengen van/naar het vliegveld waar de minderjarigen landen. Beide partijen zullen zorgen dat de minderjarigen over en weer tijdig worden teruggebracht naar de andere ouder;
  • bepaald dat de moeder de reiskosten van en naar het vliegveld te [plaats] voor haar rekening zal nemen;
  • bepaald dat de reiskosten van de vader en de reiskosten van de minderjarigen voor rekening van de vader komen;
  • bepaald dat de vader voor de reguliere weekendregeling uiterlijk een week vooraf aan de moeder kenbaar zal maken wanneer en op welk tijdstip hij de minderjarigen zal ophalen. De vader zal dit doen door zijn vluchtgegevens aan de moeder te doen toekomen;
  • bepaald dat partijen elkaar uiterlijk 28 dagen vóór aanvang van een voorgenomen vakantie op de hoogte zullen brengen middels het kenbaar maken van vluchtgegevens;
  • bepaald dat de moeder alle benodigde reisdocumentatie (paspoorten/identiteitsbewijzen van de minderjarigen) aan de minderjarigen zal meegeven alsmede haar eigen paspoort/identiteitsbewijs zal mee nemen naar het vliegveld als de minderjarigen gaan reizen en tijdig alle beschikbare toestemmingsformulieren ondertekend en gedateerd aan de vader zal doen toekomen;
  • bepaald dat de moeder aan de vader de contactgegevens van de minderjarigen (adres, telefoonnummer, Skype-contact) zal toesturen;
  • bepaald dat de minderjarigen en de vader vrij contact via What’sApp, telefoon en Skype kunnen hebben, behoudens tijdens schooltijden;
  • deze regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken uitvoerbaar bij voorraad verklaard;
  • bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
  • het meer of anders verzochte afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. In geschil is de vraag of er sprake is geweest van ongeoorloofde overbrenging en vasthouding van de minderjarigen zoals bedoeld in artikel 3 HKOV door de moeder. Voorts is in geschil het halen en brengen van de minderjarigen gedurende de vakanties.
2. De moeder verzoekt het hof bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
in zaak I:
voor recht te verklaren dat – in tegenstelling tot hetgeen in het lichaam van de bestreden beschikking is opgenomen – er geen sprake is van ongeoorloofde overbrenging en vasthouding van de minderjarigen door de moeder zoals bedoeld in artikel 3 van het Haags verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen van 25 oktober 1980 (hierna: het HKOV);
in zaak II:
de bestreden beschikking te vernietigen op het punt van het halen en brengen van de minderjarigen gedurende de vakanties en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat:
de moeder gedurende de overeengekomen vakanties (zomer-, herfst-, kerst- en paasvakantie) de minderjarigen naar ofwel [plaats], ofwel [plaats], ofwel [plaats] vliegveld zal brengen, alwaar de minderjarigen onder begeleiding van de vader dan wel een ander familielid van de vader naar de vader in Duitsland zullen reizen;
indien de moeder voornemens is gedurende de zomer-, herfst-, kerst- en paasvakantie naar Nederland met vakantie te gaan en indien de vader voornemens is zijn vakantie met de minderjarigen in Duitsland door te brengen, te bepalen dat de minderjarigen met de moeder mee zullen reizen naar Nederland, waarbij de vader de minderjarigen na overleg met de moeder in [plaats] of een nader overeen te komen bestemming zal ophalen voor de vakantie en weer één dag vóór de retourvlucht bij de moeder in [plaats] of een nader overeen te komen bestemming zal terugbrengen.
3. De vader verweert zich daartegen en verzoekt het hof:
in zaak I:
de moeder in het door haar gedane verzoek tot vernietiging van de bestreden beschikking niet-ontvankelijk te verklaren, althans haar grief af te wijzen met bekrachtiging van de bestreden beschikking, zo nodig met verbetering en/of aanvulling van de gronden;
in zaak II:
de moeder in het door haar gedane verzoek tot vernietiging van de bestreden beschikking niet-ontvankelijk te verklaren, althans haar grief af te wijzen met bekrachtiging van de bestreden beschikking, zo nodig met verbetering en/of aanvulling van de gronden.
4. De moeder voert het volgende aan. Naar haar mening had zij geen toestemming van de vader nodig om te verhuizen naar Nederland. In de uitspraak van de rechtbank in [plaats] in een kort gedingprocedure is te lezen dat deze rechtbank er van uitgaat dat de moeder het eenhoofdig gezag over de minderjarigen heeft. Ter zitting bij de rechtbank Den Haag is verzocht een verklaring in de zin van artikel 15 HKOV op te vragen. De rechtbank Den Haag zag hiervoor onvoldoende aanleiding, zodat als gevolg hiervan tot op heden onduidelijk is in hoeverre de ouders naar Iers recht belast zijn met het gezamenlijk gezag over de minderjarigen dan wel in hoeverre hierna door een rechtbank (zoals de rechtbank [plaats]) is vastgesteld dat de moeder het eenhoofdig gezag over de minderjarigen uitoefent. De moeder is van mening dat haar verzoek om een verklaring in de zin van artikel 15 HKOV in hoger beroep alsnog kan worden gedaan, zodat duidelijkheid kan worden verkregen inzake het gezag over de minderjarigen. Daarnaast voert de moeder aan dat het voor haar onmogelijk is om de minderjarigen naar [plaats] te brengen gelet op de reistijd en omdat het haar aan financiële middelen ontbreekt om dit brengen en halen te financieren. Ook wil de moeder niet dat de kinderen alleen reizen per vliegtuig. Daarom stelt de moeder voor dat de vader de minderjarigen voor de vakanties ophaalt in [plaats], [plaats] of [plaats] en hierna met hen de vakanties doorbrengt. Ook kan de vader – in overleg met de moeder – begeleiding van de minderjarigen op het vliegtuig verzorgen door familieleden van de vader. Voorts stelt de moeder voor dat, indien zij voornemens is voor een vakantie naar Nederland te gaan en de vader zijn vakantie met de minderjarigen in Duitsland wenst door te brengen, zij met de moeder zullen meereizen en de vader hen in [plaats] dan wel een nader te bepalen bestemming kan ophalen. Ter zitting in hoger beroep heeft de moeder haar verzoek om een verklaring in de zin van artikel 15 HKOV ingetrokken, aangezien de moeder inmiddels van een Ierse advocaat heeft begrepen dat partijen naar Iers recht gezamenlijk gezag over de minderjarigen hebben, zodat dit niet meer ter discussie staat tussen partijen.
5. De vader verweert zich daartegen als volgt. De moeder heeft tot op heden nagelaten bewijsstukken over te leggen waaruit zou blijken dat zij naar Iers recht het eenhoofdig gezag heeft. Bij de door de moeder overgelegde beslissing van de kantonrechter te [plaats] is uitgegaan van eenhoofdig gezag van de moeder omdat de vader onvoldoende stukken had overgelegd waaruit volgens die kantonrechter kan worden opgemaakt dat er gezamenlijk gezag zou zijn. De kantonrechter heeft dus geen beslissing genomen ten aanzien van het ouderlijk gezag van de ouders. Uit het door de vader overgelegde proces-verbaal van de zitting van 14 oktober 2014 bij de rechtbank [plaats] kan worden opgemaakt dat deze rechtbank van oordeel was dat voldoende was komen vast te staan dat de vader het gezamenlijk gezag heeft met de moeder. De vader stelt zich op het standpunt dat de moeder zijn toestemming behoefde voor de wijziging van de verblijfplaats van de minderjarigen naar Nederland. Ten aanzien van het halen en brengen van de minderjarigen naar [plaats] in het kader van de zorgregeling stelt de vader zich op het standpunt dat van de moeder mag worden verwacht dat zij de reiskosten van en naar een vliegveld in Ierland voor haar rekening neemt, aangezien de vader alle reiskosten van hemzelf en van de minderjarigen al voor zijn rekening neemt. De vader begrijpt dat het voor de minderjarigen op dit moment niet goed voelt als ze zelf moeten reizen, maar hij kan zich indenken dat zij zich binnen een half tot anderhalf jaar, voldoende zeker zullen voelen om alleen te reizen als zij dit een paar keer begeleid hebben gedaan. Daarnaast geeft de moeder aan dat zij voornemens is voor vakanties naar Nederland te gaan. De vader kan instemmen met een regeling waarbij de moeder tijdens de aankomende vakanties bij de vader op eigen kosten samen met de minderjarigen naar [plaats] of [plaats] reist vanwaar zij dan door kan reizen naar Nederland. De moeder dient wel tijdig kenbaar te maken welke vlucht zij met de minderjarigen zal nemen zodat de vader in de gelegenheid zal worden gesteld tijdig de betreffende vlucht voor de minderjarigen te boeken.
6. Het hof overweegt als volgt.
Verklaring voor recht zoals door de moeder verzocht
7. Naar het oordeel van het hof past een verklaring voor recht zoals door de moeder verzocht niet in de onderhavige procedure, nu deze procedure zich beperkt tot het al dan niet treffen van een ordemaatregel. Het hof zal reeds daarom dit verzoek van de moeder afwijzen.
Omgangs-/zorgregeling
8. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat partijen er niet in slagen de door de rechtbank vastgestelde omgangs-/zorgregeling na te komen. Ter zitting in hoger beroep zijn partijen overeengekomen de frequentie van de weekendregeling op éénmaal per maand vast te stellen. Partijen verschillen van mening over het aanvangstijdstip. Het hof acht het, in verband met het werk en de reistijd van vader, redelijk te bepalen dat het contact tussen vader en de kinderen aanvangt op zaterdag 9:00 uur, zodat de vader de minderjarigen één keer per maand van zaterdagochtend 9:00 uur tot maandagochtend bij zich heeft, waarbij hij hen op zaterdagochtend op de bij partijen bekende parkeerplaats ophaalt en hen op maandagochtend naar school brengt. Het eerstvolgende weekend waarin de vader de minderjarigen bij zich heeft zal, zo zijn partijen beiden van mening, het weekend van 29 en 30 november 2014 zijn. Beide partijen hebben bevestigd dat dit weekend de omgang zal plaatsvinden en hebben ter zitting afgesproken dat de vader de minderjarigen op 29 november 2014 om 9.00 uur zal ophalen op de bij partijen bekende parkeerplaats.
Halen en brengen van de minderjarigen voor de vakanties
9. Partijen zijn overeengekomen dat de minderjarigen de in de bestreden beschikking bepaalde kerstvakantie in 2014 met de vader in [plaats] zullen doorbrengen. Partijen hebben geen overeenstemming kunnen bereiken over het halen en brengen van de minderjarigen voor de vakanties. Het hof is van oordeel dat de moeder de plicht heeft de minderjarigen op 20 december 2014 naar [plaats] te brengen zodat zij daar door de vader of door een van zijn familieleden kunnen worden opgehaald, zoals hij ter zitting heeft toegezegd. Het hof gaat er van uit dat de vader zijn toezegging gestand doet. Voor wat betreft de overige vakanties zal het hof de door de rechtbank vastgestelde regeling bekrachtigen, met dien verstande dat het hof in aanvulling op de door de rechtbank vastgestelde regeling zal bepalen dat de vader de minderjarigen na afloop van de bij hem doorgebrachte vakanties terug zal brengen naar het vliegveld in [plaats] alwaar zij door de moeder zullen worden opgehaald. Ter zitting heeft de moeder desgevraagd te kennen gegeven dat zij over een auto beschikt. Mede gelet op het feit dat het aantal vakanties per jaar waarbij de minderjarigen door de moeder naar het vliegveld in [plaats] dienen te worden gebracht en daar weer opgehaald zeer beperkt is, ziet het hof geen aanleiding de door de rechtbank dienaangaande vastgestelde regeling voor wat betreft het aandeel van de moeder te wijzigen. Beide ouders hebben de plicht om te bewerkstelligen dat na een scheiding de kinderen contact en een band kunnen blijven onderhouden met beide ouders. Indien zich in de toekomst een situatie, zoals een wijziging van omstandigheden, voordoet waarbij partijen niet tot overeenstemming komen over deze regeling, zullen zij zich tot de Ierse rechter dienen te wenden.
10. Tenslotte heeft de moeder ter zitting te kennen gegeven bereid te zijn de vader halverwege tegemoet te komen indien zij voor een vakantie naar Nederland gaat, in die zin dat zij de minderjarigen tot een tussen partijen overeen te komen bestemming in Duitsland begeleidt, alwaar hij hen kan ophalen. Het hof gaat er vanuit dat de moeder, wanneer zij voor vakanties naar Nederland zal gaan, de vader hierover zeer tijdig zal inlichten zodat hij de benodigde tickets voor de minderjarigen kan boeken, dan wel geen onnodige kosten maakt voor tickets die niet meer nodig zijn.
11. Dit leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking ten aanzien van de daarin bepaalde omgangs-/zorgregeling buiten de schoolvakanties om en, in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt dat de minderjarigen [minderjarige 1], geboren [in] 2002 te [geboorteplaats] en[minderjarige 2], geboren [in] 2002 te [geboorteplaats] bij de vader zullen zijn (buiten de schoolvakanties om) één keer per maand van zaterdagochtend tot maandagochtend waarbij hij hen op zaterdagochtend om 9:00 uur op de bij partijen bekende parkeerplaats ophaalt en hen op maandagochtend naar school brengt, ingaande per 29 november 2014;
bepaalt dat de minderjarigen de kerstvakantie, zoals in de bestreden beschikking is weergegeven, in 2014 met de vader in [plaats] zullen doorbrengen, waarbij de moeder hen op 20 december 2014 naar het vliegveld in [plaats] brengt, alwaar zij door de vader dan wel door een familielid van de vader zullen worden opgehaald en dat zij na afloop van deze vakantie door de vader dan wel door een familielid van hem terug zullen worden gebracht naar het vliegveld in [plaats];
verklaart deze zorgregeling uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen voor het overige met dien verstande dat het hof in aanvulling op de door de rechtbank vastgestelde regeling als volgt bepaalt:
de vader zal de minderjarigen na afloop van de bij hem doorgebrachte vakanties terugbrengen naar het vliegveld in [plaats] alwaar zij door de moeder zullen worden opgehaald;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Mink, Van den Wildenberg en Warnaar, bijgestaan door mr. Rasmijn als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 november 2014.