BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de vraag of er sprake is geweest van ongeoorloofde overbrenging en vasthouding van de minderjarigen zoals bedoeld in artikel 3 HKOV door de moeder. Voorts is in geschil het halen en brengen van de minderjarigen gedurende de vakanties.
2. De moeder verzoekt het hof bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
in zaak I:
voor recht te verklaren dat – in tegenstelling tot hetgeen in het lichaam van de bestreden beschikking is opgenomen – er geen sprake is van ongeoorloofde overbrenging en vasthouding van de minderjarigen door de moeder zoals bedoeld in artikel 3 van het Haags verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen van 25 oktober 1980 (hierna: het HKOV);
in zaak II:
de bestreden beschikking te vernietigen op het punt van het halen en brengen van de minderjarigen gedurende de vakanties en, opnieuw beschikkende, te bepalen dat:
de moeder gedurende de overeengekomen vakanties (zomer-, herfst-, kerst- en paasvakantie) de minderjarigen naar ofwel [plaats], ofwel [plaats], ofwel [plaats] vliegveld zal brengen, alwaar de minderjarigen onder begeleiding van de vader dan wel een ander familielid van de vader naar de vader in Duitsland zullen reizen;
indien de moeder voornemens is gedurende de zomer-, herfst-, kerst- en paasvakantie naar Nederland met vakantie te gaan en indien de vader voornemens is zijn vakantie met de minderjarigen in Duitsland door te brengen, te bepalen dat de minderjarigen met de moeder mee zullen reizen naar Nederland, waarbij de vader de minderjarigen na overleg met de moeder in [plaats] of een nader overeen te komen bestemming zal ophalen voor de vakantie en weer één dag vóór de retourvlucht bij de moeder in [plaats] of een nader overeen te komen bestemming zal terugbrengen.
3. De vader verweert zich daartegen en verzoekt het hof:
in zaak I:
de moeder in het door haar gedane verzoek tot vernietiging van de bestreden beschikking niet-ontvankelijk te verklaren, althans haar grief af te wijzen met bekrachtiging van de bestreden beschikking, zo nodig met verbetering en/of aanvulling van de gronden;
in zaak II:
de moeder in het door haar gedane verzoek tot vernietiging van de bestreden beschikking niet-ontvankelijk te verklaren, althans haar grief af te wijzen met bekrachtiging van de bestreden beschikking, zo nodig met verbetering en/of aanvulling van de gronden.
4. De moeder voert het volgende aan. Naar haar mening had zij geen toestemming van de vader nodig om te verhuizen naar Nederland. In de uitspraak van de rechtbank in [plaats] in een kort gedingprocedure is te lezen dat deze rechtbank er van uitgaat dat de moeder het eenhoofdig gezag over de minderjarigen heeft. Ter zitting bij de rechtbank Den Haag is verzocht een verklaring in de zin van artikel 15 HKOV op te vragen. De rechtbank Den Haag zag hiervoor onvoldoende aanleiding, zodat als gevolg hiervan tot op heden onduidelijk is in hoeverre de ouders naar Iers recht belast zijn met het gezamenlijk gezag over de minderjarigen dan wel in hoeverre hierna door een rechtbank (zoals de rechtbank [plaats]) is vastgesteld dat de moeder het eenhoofdig gezag over de minderjarigen uitoefent. De moeder is van mening dat haar verzoek om een verklaring in de zin van artikel 15 HKOV in hoger beroep alsnog kan worden gedaan, zodat duidelijkheid kan worden verkregen inzake het gezag over de minderjarigen. Daarnaast voert de moeder aan dat het voor haar onmogelijk is om de minderjarigen naar [plaats] te brengen gelet op de reistijd en omdat het haar aan financiële middelen ontbreekt om dit brengen en halen te financieren. Ook wil de moeder niet dat de kinderen alleen reizen per vliegtuig. Daarom stelt de moeder voor dat de vader de minderjarigen voor de vakanties ophaalt in [plaats], [plaats] of [plaats] en hierna met hen de vakanties doorbrengt. Ook kan de vader – in overleg met de moeder – begeleiding van de minderjarigen op het vliegtuig verzorgen door familieleden van de vader. Voorts stelt de moeder voor dat, indien zij voornemens is voor een vakantie naar Nederland te gaan en de vader zijn vakantie met de minderjarigen in Duitsland wenst door te brengen, zij met de moeder zullen meereizen en de vader hen in [plaats] dan wel een nader te bepalen bestemming kan ophalen. Ter zitting in hoger beroep heeft de moeder haar verzoek om een verklaring in de zin van artikel 15 HKOV ingetrokken, aangezien de moeder inmiddels van een Ierse advocaat heeft begrepen dat partijen naar Iers recht gezamenlijk gezag over de minderjarigen hebben, zodat dit niet meer ter discussie staat tussen partijen.
5. De vader verweert zich daartegen als volgt. De moeder heeft tot op heden nagelaten bewijsstukken over te leggen waaruit zou blijken dat zij naar Iers recht het eenhoofdig gezag heeft. Bij de door de moeder overgelegde beslissing van de kantonrechter te [plaats] is uitgegaan van eenhoofdig gezag van de moeder omdat de vader onvoldoende stukken had overgelegd waaruit volgens die kantonrechter kan worden opgemaakt dat er gezamenlijk gezag zou zijn. De kantonrechter heeft dus geen beslissing genomen ten aanzien van het ouderlijk gezag van de ouders. Uit het door de vader overgelegde proces-verbaal van de zitting van 14 oktober 2014 bij de rechtbank [plaats] kan worden opgemaakt dat deze rechtbank van oordeel was dat voldoende was komen vast te staan dat de vader het gezamenlijk gezag heeft met de moeder. De vader stelt zich op het standpunt dat de moeder zijn toestemming behoefde voor de wijziging van de verblijfplaats van de minderjarigen naar Nederland. Ten aanzien van het halen en brengen van de minderjarigen naar [plaats] in het kader van de zorgregeling stelt de vader zich op het standpunt dat van de moeder mag worden verwacht dat zij de reiskosten van en naar een vliegveld in Ierland voor haar rekening neemt, aangezien de vader alle reiskosten van hemzelf en van de minderjarigen al voor zijn rekening neemt. De vader begrijpt dat het voor de minderjarigen op dit moment niet goed voelt als ze zelf moeten reizen, maar hij kan zich indenken dat zij zich binnen een half tot anderhalf jaar, voldoende zeker zullen voelen om alleen te reizen als zij dit een paar keer begeleid hebben gedaan. Daarnaast geeft de moeder aan dat zij voornemens is voor vakanties naar Nederland te gaan. De vader kan instemmen met een regeling waarbij de moeder tijdens de aankomende vakanties bij de vader op eigen kosten samen met de minderjarigen naar [plaats] of [plaats] reist vanwaar zij dan door kan reizen naar Nederland. De moeder dient wel tijdig kenbaar te maken welke vlucht zij met de minderjarigen zal nemen zodat de vader in de gelegenheid zal worden gesteld tijdig de betreffende vlucht voor de minderjarigen te boeken.
6. Het hof overweegt als volgt.
Verklaring voor recht zoals door de moeder verzocht
7. Naar het oordeel van het hof past een verklaring voor recht zoals door de moeder verzocht niet in de onderhavige procedure, nu deze procedure zich beperkt tot het al dan niet treffen van een ordemaatregel. Het hof zal reeds daarom dit verzoek van de moeder afwijzen.
8. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat partijen er niet in slagen de door de rechtbank vastgestelde omgangs-/zorgregeling na te komen. Ter zitting in hoger beroep zijn partijen overeengekomen de frequentie van de weekendregeling op éénmaal per maand vast te stellen. Partijen verschillen van mening over het aanvangstijdstip. Het hof acht het, in verband met het werk en de reistijd van vader, redelijk te bepalen dat het contact tussen vader en de kinderen aanvangt op zaterdag 9:00 uur, zodat de vader de minderjarigen één keer per maand van zaterdagochtend 9:00 uur tot maandagochtend bij zich heeft, waarbij hij hen op zaterdagochtend op de bij partijen bekende parkeerplaats ophaalt en hen op maandagochtend naar school brengt. Het eerstvolgende weekend waarin de vader de minderjarigen bij zich heeft zal, zo zijn partijen beiden van mening, het weekend van 29 en 30 november 2014 zijn. Beide partijen hebben bevestigd dat dit weekend de omgang zal plaatsvinden en hebben ter zitting afgesproken dat de vader de minderjarigen op 29 november 2014 om 9.00 uur zal ophalen op de bij partijen bekende parkeerplaats.
Halen en brengen van de minderjarigen voor de vakanties
9. Partijen zijn overeengekomen dat de minderjarigen de in de bestreden beschikking bepaalde kerstvakantie in 2014 met de vader in [plaats] zullen doorbrengen. Partijen hebben geen overeenstemming kunnen bereiken over het halen en brengen van de minderjarigen voor de vakanties. Het hof is van oordeel dat de moeder de plicht heeft de minderjarigen op 20 december 2014 naar [plaats] te brengen zodat zij daar door de vader of door een van zijn familieleden kunnen worden opgehaald, zoals hij ter zitting heeft toegezegd. Het hof gaat er van uit dat de vader zijn toezegging gestand doet. Voor wat betreft de overige vakanties zal het hof de door de rechtbank vastgestelde regeling bekrachtigen, met dien verstande dat het hof in aanvulling op de door de rechtbank vastgestelde regeling zal bepalen dat de vader de minderjarigen na afloop van de bij hem doorgebrachte vakanties terug zal brengen naar het vliegveld in [plaats] alwaar zij door de moeder zullen worden opgehaald. Ter zitting heeft de moeder desgevraagd te kennen gegeven dat zij over een auto beschikt. Mede gelet op het feit dat het aantal vakanties per jaar waarbij de minderjarigen door de moeder naar het vliegveld in [plaats] dienen te worden gebracht en daar weer opgehaald zeer beperkt is, ziet het hof geen aanleiding de door de rechtbank dienaangaande vastgestelde regeling voor wat betreft het aandeel van de moeder te wijzigen. Beide ouders hebben de plicht om te bewerkstelligen dat na een scheiding de kinderen contact en een band kunnen blijven onderhouden met beide ouders. Indien zich in de toekomst een situatie, zoals een wijziging van omstandigheden, voordoet waarbij partijen niet tot overeenstemming komen over deze regeling, zullen zij zich tot de Ierse rechter dienen te wenden.
10. Tenslotte heeft de moeder ter zitting te kennen gegeven bereid te zijn de vader halverwege tegemoet te komen indien zij voor een vakantie naar Nederland gaat, in die zin dat zij de minderjarigen tot een tussen partijen overeen te komen bestemming in Duitsland begeleidt, alwaar hij hen kan ophalen. Het hof gaat er vanuit dat de moeder, wanneer zij voor vakanties naar Nederland zal gaan, de vader hierover zeer tijdig zal inlichten zodat hij de benodigde tickets voor de minderjarigen kan boeken, dan wel geen onnodige kosten maakt voor tickets die niet meer nodig zijn.
11. Dit leidt tot de volgende beslissing.