ECLI:NL:GHDHA:2014:4364

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
12 november 2014
Publicatiedatum
2 februari 2015
Zaaknummer
200.149.221/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. van Kempen
  • A. van den Wildenberg
  • J. van Wijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot opheffing van de ondercuratelestelling en wijziging van de curator

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 12 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot opheffing van de ondercuratelestelling van de betrokkene, alsook een verzoek tot wijziging van de curator. De betrokkene, bijgestaan door haar advocaat mr. A.R. Bissessur, heeft op 19 mei 2014 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag van 18 februari 2014, waarin het verzoek tot opheffing van de curatele werd afgewezen. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat van de moeder van de betrokkene het hoger beroep ingetrokken, maar het hof heeft de moeder als belanghebbende aangemerkt. De curator, vertegenwoordigd door mr. M.L. Kleyn, heeft op 22 augustus 2014 een verweerschrift ingediend. De zaak is op 15 oktober 2014 mondeling behandeld, waarbij de betrokkene, de curator en de moeder van de betrokkene aanwezig waren.

Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de kantonrechter zijn vastgesteld, voor zover daar in hoger beroep geen grieven tegen zijn ingediend. De betrokkene heeft verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen en de ondercuratelestelling op te heffen, of in het geval van afwijzing, de benoeming van de huidige curator te beëindigen en haar moeder tot curator te benoemen. De curator heeft zich verzet tegen dit verzoek en verzocht om bevestiging van de beschikking van de kantonrechter.

Het hof heeft overwogen dat de betrokkene onvoldoende heeft aangetoond dat de huidige curator haar belangen niet goed behartigt. De betrokkene heeft aangevoerd dat zij in staat is haar belangen zelfstandig te behartigen en dat zij geen vertrouwen heeft in de curator. De curator heeft echter gesteld dat de betrokkene in het verleden door haar familie is beïnvloed en dat het noodzakelijk is om haar financiën te blijven beheren. Het hof heeft geconcludeerd dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die tot een ander oordeel moeten leiden en heeft de bestreden beschikking bekrachtigd. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 12 november 2014
Zaaknummer : 200.149.221/01
Rekestnummer rechtbank : 2240803 EJ VERZ 13-86954
CB-nummer : 89575
1. [betrokkene],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de betrokkene,
en
2. [de moeder van de betrokkene],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de moeder van de betrokkene,
verzoeksters in hoger beroep,
advocaat mr. A.R. Bissessur te Den Haag,
Als belanghebbende is aangemerkt:
[naam curator],
gevestigd te [vestigingsplaats],
hierna te noemen: de curator,
advocaat mr. M.L. Kleyn te Den Haag.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De verzoeksters zijn op 19 mei 2014 in hoger beroep gekomen van een beschikking van
18 februari 2014 van rechtbank Den Haag, sector Kanton. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat van de moeder van de betrokkene het namens haar ingestelde hoger beroep ingetrokken.
Het hof zal de moeder van de betrokkene als belanghebbende aanmerken.
De curator heeft op 22 augustus 2014 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de betrokkene:
- op 2 juli 2014 een brief van 1 juli 2014 met bijlage;
- op 15 juli 2014 een brief van diezelfde datum met bijlagen;
De zaak is op 15 oktober 2014 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
  • de betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
  • de curator, bijgestaan door haar advocaat;
  • de moeder van betrokkene, bijgestaan door haar advocaat.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking heeft de kantonrechter het verzoek tot opheffing van de curatele en het verzoek tot wijziging van de curator afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de kantonrechter vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. In geschil zijn de ondercuratelestelling en -in het geval het hof het verzoek tot opheffing afwijst- de positie van de eerder benoemde curator.
2. De betrokkene verzoekt het hof (naar het hof begrijpt) de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende:
primair de ondercuratelestelling op te heffen en subsidiair de benoeming van de huidige curator te beëindigen en de moeder van de betrokkene tot curator te benoemen.
3. De curator verweert zich daartegen en verzoekt het hof de beschikking van de kantonrechter te bevestigen, voor zover nodig onder aanvulling van gronden. Kosten rechtens.
4. De betrokkene stelt zich op het standpunt dat de kantonrechter er ten onrechte van is uitgegaan dat zij onvoldoende zou hebben aangetoond dat de huidige curator haar belangen onvoldoende of slecht behartigt. De betrokkene voert daartoe aan dat zij in staat is haar belangen zelfstandig te behartigen en dat zij de ondercuratelestelling zelf niet heeft gewild. De betrokkene stelt te zijn misleid en beïnvloed door de hulpverleners in haar meningsvorming over haar familie. De steun die zij thans nodig heeft, ontvangt de betrokkene van haar familie en niet van de curator, in wie zij geen vertrouwen heeft. De betrokkene is onlangs onderzocht door een neuroloog. Ter terechtzitting in hoger beroep deelt de advocaat van de betrokkene mede dat hij pas de dag voor de terechtzitting een schriftelijk verslag van dit onderzoek heeft ontvangen. Uit dit verslag kan worden afgeleid dat er sprake is van een lichte geestelijke beperking en niet van een psychische ziekte.
5. De curator stelt zich op het standpunt dat de betrokkene in het verleden sterk door haar familie is beïnvloed om financiële handelingen te verrichten die niet in haar belang zijn De financiën van de betrokkene waren bij aanvang van de ondercuratelestelling niet in orde en er was sprake van misstanden. De curator verwijst naar een verslag van psychologisch onderzoek van 6 april 2005 waaruit de onderliggende problematiek blijkt. Ter terechtzitting heeft de curator aangegeven dat het nog altijd nodig is de financiën van de betrokkene te blijven beheren omdat zij daartoe zelf niet in staat is. Met enige regelmaat moet de curator de betrokkene teleurstellen wanneer zij om extra geld vraagt. De curator deelt mede dat zij de indruk heeft dat haar strengheid op dit punt en het feit dat zij niet altijd direct bereikbaar is op door de betrokkene gewenste momenten, de aanleiding zijn voor de ontevredenheid van de betrokkene. Ten slotte heeft de curator aangevoerd dat zij op grond van de nieuwe wetgeving jaarlijks een verslag zal uitbrengen dat door de kantonrechter zal worden getoetst. In de visie van de curator lijkt dat het aangewezen moment te zijn om te beoordelen of de curatele nog nodig is.
6. De moeder van de betrokkene heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat zij altijd voor de betrokkene heeft gezorgd, dat nog steeds doet en wil blijven doen. In de visie van de moeder van betrokken is het met de betrokkene even mis gegaan toen haar andere dochter (de zus van de betrokkene) een hypotheek wilde afsluiten. Omdat de betrokkene de enige was met een vaste baan en twee mensen de hypotheekakte moesten ondertekenen, is de betrokkene gevraagd mee te tekenen. Zij was het daar toen zelf mee eens, aldus de moeder van de betrokkene.
Het hof overweegt het volgende.
Verzoek tot opheffing van de ondercuratelestelling
7. Weliswaar verzoekt de betrokkene in het beroepschrift de ondercuratelestelling op te heffen, maar noch in het beroepschrift noch ter terechtzitting in hoger beroep zijn grieven aangevoerd tegen de afwijzing van dit verzoek. Dat er geen sprake meer zou zijn van een geestelijke toestand als bedoeld in artikel 1: 378 van het Burgerlijk Wetboek is van de zijde van de betrokkene niet gesteld en dat is ook niet gebleken. Met de kantonrechter is het hof van oordeel dat de verklaring van de huisarts niet als een onderbouwing van het verzoek kan dienen, nu daarin slechts de wensen van de betrokkene kenbaar worden gemaakt en niet wordt aangegeven hoe het met haar geestelijke gesteldheid is. Dit geldt eveneens voor de ter terechtzitting in hoger beroep geciteerde verklaring van de neuroloog nu ook daaruit niet kan worden afgeleid dat de oorzaken die tot de ondercuratelestelling hebben geleid thans niet meer aanwezig zijn.
Verzoek tot wijziging curator
8. Het hof is op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting van oordeel dat de kantonrechter ten aanzien van het verzoek tot wijziging curator op de juiste gronden heeft geoordeeld en beslist zoals deze heeft gedaan. Het hof neemt deze gronden geheel over en maakt deze tot de zijne. In hoger beroep zijn geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die tot een andersluidend oordeel moeten leiden.
9. Gelet op het vorenstaande zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Kempen, Van den Wildenberg en Van Wijk
bijgestaan door mr. Zuidweg als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
12 november 2014.