In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 18 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1956, werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen en bijbehorende munitie. In eerste aanleg was de verdachte vrijgesproken van het eerste feit, maar veroordeeld voor het tweede feit tot een gevangenisstraf van zeven weken en een geldboete van € 5.000,-. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
Het hof heeft het hoger beroep behandeld en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 25 april 2013 in Delft een geladen revolver van het merk Smith & Wesson en vijf revolverpatronen van het merk Sellier & Bellot voorhanden heeft gehad. Het hof heeft geoordeeld dat het vonnis waarvan beroep niet in stand kan blijven, omdat het hof zich niet kan verenigen met de eerdere beslissing.
De bewezenverklaring is gebaseerd op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en heeft de op te leggen straffen bepaald op basis van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft eerder onherroepelijk strafbare feiten gepleegd, maar het hof heeft ook rekening gehouden met zijn gezondheidsproblemen en de gevolgen daarvan voor zijn inkomen.
Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven weken en een deels voorwaardelijke geldboete van € 3.000,-, met een proeftijd van twee jaren. Tevens is gelast dat de in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte worden teruggegeven, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet langer verzet.