ECLI:NL:GHDHA:2014:4622

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
18 december 2014
Publicatiedatum
8 juni 2015
Zaaknummer
22-000259-14
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen en munitie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 18 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1956, werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen en bijbehorende munitie. In eerste aanleg was de verdachte vrijgesproken van het eerste feit, maar veroordeeld voor het tweede feit tot een gevangenisstraf van zeven weken en een geldboete van € 5.000,-. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Het hof heeft het hoger beroep behandeld en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 25 april 2013 in Delft een geladen revolver van het merk Smith & Wesson en vijf revolverpatronen van het merk Sellier & Bellot voorhanden heeft gehad. Het hof heeft geoordeeld dat het vonnis waarvan beroep niet in stand kan blijven, omdat het hof zich niet kan verenigen met de eerdere beslissing.

De bewezenverklaring is gebaseerd op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en heeft de op te leggen straffen bepaald op basis van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft eerder onherroepelijk strafbare feiten gepleegd, maar het hof heeft ook rekening gehouden met zijn gezondheidsproblemen en de gevolgen daarvan voor zijn inkomen.

Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven weken en een deels voorwaardelijke geldboete van € 3.000,-, met een proeftijd van twee jaren. Tevens is gelast dat de in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte worden teruggegeven, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet langer verzet.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000259-14
Parketnummer: 09-818172-13
Datum uitspraak: 18 december 2014
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 20 januari 2014 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [plaats] op [dag] 1956,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 18 december 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde vrijgesproken. De verdachte is ter zake van het onder 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven weken, met aftrek van voorarrest. Voorts is aan de verdachte een geldboete opgelegd ten bedrage van € 5.000,-, subsidiair 60 dagen hechtenis. Het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte is opgeheven. Ten aanzien van de inbeslaggenomen, aan de verdachte toebehorende, goederen, genummerd 1 t/m 6 op de lijst van inbeslaggenomen goederen, is de teruggave aan de verdachte gelast.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraak van feit 1.
Waar hierna wordt gesproken van “de zaak” of “het vonnis”, wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover aan het oordeel van het hof is onderworpen - ten laste gelegd dat:
2.
hij op of omstreeks 25 april 2013 te Delft een of meer wapens van categorie III, te weten een (geladen) revolver (merk Smith & Wesson), en/of munitie van categorie III, te weten vijf, althans een of meer, revolverpatro(o)n(en (merk Sellier & Bellot), voorhanden heeft gehad.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks25 april 2013 te Delft een
of meerwapen
svan categorie III, te weten een (geladen) revolver (merk Smith & Wesson), en
/ofmunitie van categorie III, te weten vijf
, althans een of meer,revolverpatro
(o)n
(en
)(merk Sellier & Bellot), voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III

en

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd behoudens ten aanzien van de opgelegde geldboete. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat aan de verdachte een deels voorwaardelijke geldboete zal worden opgelegd ten bedrage van € 3.000,-, subsidiair 40 dagen hechtenis, waarvan € 1.500,-, subsidiair 25 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft thuis een geladen vuurwerp en bijbehorende munitie voorhanden gehad. Dergelijk bezit verdient bestraffing, nu dat onder burgers gevoelens van onveiligheid met zich mee brengt, temeer aangezien vuurwapens dikwijls worden gebruikt bij het plegen van strafbare feiten of bij eigenrichting.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 4 december 2014, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, zij het voor het laatst in 2007.
Het hof is van oordeel dat, gelet op de ernst van het feit, een forse bestraffing dient te volgen. Het hof heeft bij de bepaling van de straf acht geslagen op de ter terechtzitting in hoger beroep aannemelijk geworden persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder gezondheidsproblemen die mede tot inkomstenderving hebben geleid.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur, alsmede een deels voorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte, een passende en geboden reactie vormen.
Bij de vaststelling van de geldboete is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Beslag
Het hof is –met de advocaat-generaal- van oordeel dat de aan de verdachte toebehorende inbeslaggenomen voorwerpen, zoals vermeld onder nummers 1 t/m 6 op de aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, aan de verdachte dienen te worden teruggegeven, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet langer verzet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 3.000,- (drieduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de geldboete, groot
€ 1.500,- (duizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gelast de
teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
de op de beslaglijst onder 1 t/m 6 genummerde voorwerpen.
Dit arrest is gewezen door mr. J.W. van Rijkom,
mr. W.P.C.M. Bruinsma en mr. J.M. van de Poll, in bijzijn van de griffier mr. S. Imami.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 18 december 2014.