ECLI:NL:GHDHA:2014:4630

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
4 april 2014
Publicatiedatum
9 juni 2015
Zaaknummer
22-001671-13
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal door meerdere personen met gedeeltelijke tenuitvoerlegging van eerdere straf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 4 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1992, werd beschuldigd van winkeldiefstal, gepleegd op 21 februari 2012 te Delft, samen met mededaders. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het wegnemen van diverse goederen, waaronder rolgordijnen en dekbedovertrekken, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één dag en een taakstraf van 120 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht.

Het hof heeft de eerdere veroordeling van de verdachte in aanmerking genomen, waarbij zij eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zou worden bevestigd. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet voldoende betrokken was bij de diefstal en dat er sprake was van vrijwillige terugtred. Het hof verwierp deze argumenten en oordeelde dat de verdachte wel degelijk betrokken was bij de diefstal, mede op basis van verklaringen van medeverdachten.

Het hof heeft de vordering tot gedeeltelijke tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf gegrond verklaard, omdat de verdachte de voorwaarden niet had nageleefd. De strafmotivering was gebaseerd op de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft uiteindelijk de straffen opgelegd, waarbij de gevangenisstraf en taakstraf als een passende reactie op het gepleegde feit werden beschouwd.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001671-13
Parketnummers: 09-064680-12 en 09-901061-10 (TUL)
Datum uitspraak: 4 april 2014
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 29 maart 2013 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1992,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 21 maart 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één dag met aftrek van voorarrest, alsmede tot een taakstraf voor de duur van honderdtwintig uren, subsidiair zestig dagen hechtenis. Tevens is de gedeelte-lijke tenuitvoerlegging gelast van een voorwaardelijke veroordeling als vermeld in het vonnis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 21 februari 2012 te Delft tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
-een (aantal) rolgordijn(en) en/of;
-een (aantal) dekbedovertrek(ken) en/of;
-een (aantal) hoeslaken(s) en/of;
-een (aantal) badhanddoek(en) en/of;
-een (aantal) keuken accessoire(s) en/of;
-een (aantal) doe-het-zelf artikel(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Ikea, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s).
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Nadere bewijsoverweging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw –zoals vervat in haar ter zitting overgelegde pleitnota- aangevoerd dat de verklaring van [medeverdachte] onbetrouwbaar is en niet voor het bewijs kan worden gebezigd. Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er wat betreft de verdachte geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen, zodat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte samen met anderen goederen heeft gestolen bij de Ikea.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft op 22 februari 2012 verklaard dat zij samen met verdachte, en medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] op 21 februari 2012 naar de Ikea Delft is gegaan. Op weg naar de Ikea is volgens [medeverdachte] in de auto besproken dat ze een winkeldiefstal zouden gaan plegen. Verdachte was bij dit gesprek aanwezig en was er dus van op de hoogte dat er bij de Ikea goederen gestolen zouden gaan worden. [medeverdachte] heeft verklaard dat ook de verdachte in de Ikea goederen in de winkelwagen heeft gelegd, hetgeen de verdachte ook heeft erkend. Deze winkelwagen is vervolgens langs de kassa gereden zonder dat er goederen zijn afgerekend.
Nu [medeverdachte] ook zichzelf belast in haar verklaring en haar verklaring steun vindt in andere bewijsmiddelen, is het hof van oordeel dat de verklaring van [medeverdachte] als betrouwbaar dient te worden aangemerkt en voor het bewijs gebezigd kan worden.
Gelet op de hiervoor genoemde verklaring van medeverdachte [medeverdachte] en gelet op de overige bewijsmiddelen is het hof van oordeel dat er tussen de verdachte en haar mededaders sprake was van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking dat de verdachte en haar mededaders de tenlastegelegde diefstal tezamen en in vereniging hebben gepleegd.
Beide verweren worden door het hof verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op
of omstreeks21 februari 2012 te Delft tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
-
een (aantal)rolgordijn(en) en
/of;
-
een (aantal)dekbedovertrek
(ken
)en
/of;
-
een (aantal)hoeslaken
(s
)en
/of;
-
een (aantal)badhanddoek
(en
)en
/of;
-
een (aantal)keuken accessoire
(s
)en
/of;
-
een (aantal)doe-het-zelf artikel
(en
),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan Ikea.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw aangevoerd dat sprake is geweest van vrijwillige terugtred door de verdachte, een en ander zoals nader toegelicht in de ter terechtzitting overgelegde pleitnota.
De raadsvrouw heeft het beroep op vrijwillige terugtred gebaseerd op de verklaring van de verdachte, inhoudende dat zij herhaaldelijk op haar mededader zou hebben ingepraat om de diefstal niet te plegen. Het hof overweegt hieromtrent dat -voor zover de verdachte al zou hebben ingepraat op haar mededader- dit blijkbaar geen enkel effect heeft gehad nu de kar met boodschappen wel degelijk in aanwezigheid van de verdachte voorbij de kassa is gereden en dat er ook van de goederen die de verdachte in de kar had gestopt niets is afgerekend.
De verdachte heeft zich naar het oordeel van het hof dan ook niet gedistantieerd van haar mededaders zodat er van een vrijwillige terugtred geen sprake is.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met haar mededaders op de bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Dergelijke feiten brengen naast overlast doorgaans ergernis en financiële schade voor de benadeelde met zich mee.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 11 maart 2014, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten.
Dat heeft haar er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur alsmede een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 30 augustus 2011 onder parketnummer 09-901061-10 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg ingediende vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoer-legging van die niet-tenuitvoergelegde straf, op grond dat de verdachte de hiervoor bedoelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het openbaar ministerie tot gedeelte-lijke tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf is derhalve gegrond.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, zal het hof een taakstraf voor de duur van 120 uren gelasten, in plaats van tenuitvoerlegging van een gedeelte van 60 dagen van de niet-tenuitvoergelegde straf.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14g, 22c, 22d, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) dag.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte voorts tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Gelast de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 30 augustus 2011, parketnummer 09-901061-10, te weten van een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen, te vervangen door:
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. G. Knobbout, mr. T.L. Tan en mr. A.H. de Wild,
in bijzijn van de griffier A. van der Schalk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 4 april 2014.
Mr. A.H. de Wild is buiten staat dit arrest te ondertekenen.