ECLI:NL:GHDHA:2014:4632

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
3 april 2014
Publicatiedatum
9 juni 2015
Zaaknummer
22-001872-13
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal van een boot met geweld en vernieling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 3 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1993, was samen met anderen betrokken bij een poging tot diefstal van een boot. De tenlastelegging omvatte het opengesneden dekzeil van de boot, het ingooien van een ruit met een tegel en het doorzoeken van de kajuit. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 60 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep vernietiging van het vonnis en een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot diefstal, waarbij hij samen met medeverdachten handelingen verrichtte die de toegang tot de boot verschaften. De verdachte heeft verklaard dat hij, na het ontdekken dat het stuur van de boot ontbrak, heeft geprobeerd de medeverdachten te weerhouden van verdere actie. Het hof oordeelde echter dat er geen sprake was van vrijwillige terugtred, omdat de verdachte niet actief heeft geprobeerd de poging tot diefstal te staken.

De bewezenverklaring van de poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen werd bevestigd, en het hof oordeelde dat de verdachte strafbaar was. De straf werd gemotiveerd op basis van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001872-13
Parketnummer: 10-022556-13
Datum uitspraak: 3 april 2014
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 18 april 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1993,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 20 maart 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, en een gevangenisstraf voor de duur van twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 januari 2013 te Dordrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een boot, gelegen in het water aan de Maasstraat en/of in/uit een boot, gelegen in het water aan de Maasstraat, geld/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die boot en/of dat geld en/of die goederen van zijn/hun gading te verschaffen en/of die/dat weg te nemen boot en/of geld en/of goederen van zijn/hun gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, met dat oogmerk,
- ( in) een (dek)zeil van voornoemde boot met een mes, althans een scherp voorwerp, heeft/hebben (open)gesneden en/of
- een ruit van voornoemde boot met een steen heeft/hebben ingegooid en/of
- de kajuit van voornoemde boot heeft/hebben doorzocht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks28 januari 2013 te Dordrecht ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een boot, gelegen in het water aan de Maasstraat
en/of in/uit een boot, gelegen in het water aan de Maasstraat, geld/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde partij],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)en zich daarbij de toegang tot die boot
en/of dat geld en/of die goederen van zijn/hun gadingte verschaffen en
/ofdie
/datweg te nemen boot
en/of geld en/of goederen van zijn/hun gadingonder
zijn/hun bereik te brengen door middel van braak,
verbreking en/of inklimming,met een of meer van zijn mededader
(s
),
althans alleen,met dat oogmerk,
-
(in)een
(dek
)zeil van voornoemde boot met een mes,
althans een scherp voorwerp,heeft
/hebben (open
)gesneden en
/of
- een ruit van voornoemde boot met een steen heeft
/hebbeningegooid en
/of
- de kajuit van voornoemde boot heeft
/hebbendoorzocht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Gevoerd verweer
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman namens de verdachte – overeenkomstig zijn overgelegde en en in het dossier gevoegde pleitnotitie – bepleit dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging nu in de visie van de verdediging sprake is van vrijwillige terugtred als bedoeld in artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof overweegt het navolgende.
Wil een beroep op vrijwillige terugtred slagen, dan dient allereerst sprake te zijn van een begin van uitvoering. Voorts dient het misdrijf niet te zijn voltooid ten gevolge van omstandigheden van de wil van de dader afhankelijk. Op grond van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en de zich in het dossier bevindende wettige bewijsmiddelen staat naar het oordeel van het hof vast dat er sprake is geweest van een begin van uitvoering. Zo heeft de verdachte samen met zijn medeverdachten met een mes inkepingen in het zeil van de boot gemaakt om te bezien of het roer/stuur van de boot aanwezig was, zodat zij met de boot konden wegvaren. Ten aanzien van de gestelde vrijwillige terugtred van de verdachte acht het hof het volgende van belang. De verdachte heeft tegenover de politie – zakelijk weergegeven – verklaard dat hij met [medeverdachte 1] de boot is opgelopen en tegen [medeverdachte 1] heeft gezegd waar hij een snee moest maken. Vervolgens zag de verdachte een pen waar normaliter een roerwerk op zat. Het roer was er dus af. Hij heeft toen tegen de jongens gezegd dat de boot niet bestuurd kon worden, omdat het stuur eraf was. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] wilden de ruit uit de boot hebben. Er is toen tegen de ruit van de boot geschopt. Vervolgens kwam er een ambulance aan en zijn ze tussen de huizen gaan staan omdat zij bang waren dat zij betrapt zouden worden. Daar kreeg de verdachte ruzie met [medeverdachte 3]. [medeverdachte 3] wilde doorgaan, en daartoe de ruit eruit halen. De verdachte veronderstelde dat het stuur niet in de boot zou liggen, omdat men dat normaal gesproken altijd mee naar huis neemt. Kennelijk gelet hierop wilde de verdachte ermee stoppen en is hij naar huis gegaan (zie dossierpagina 97). Naar het oordeel van het hof staat hiermee vast dat de verdachte is teruggetreden wegens de enkele omstandigheid dat het stuur niet op de boot aanwezig bleek te zijn, waardoor de boot niet bestuurbaar was en niet (door er mee weg te varen) weggenomen kon worden. Deze omstandigheid is niet van de wil van de verdachte afhankelijk. Voorts is uit de verklaring van de verdachte en de overige in het dossier bevindende bewijsmiddelen niet gebleken dat de verdachte heeft getracht zijn medeverdachten ervan te weerhouden de poging tot diefstal van de boot te doen staken. Uit het voorgaande volgt dat geen sprake is van vrijwillige terugtred van de verdachte. Het hof verwerpt dan ook het verweer.
Het bewezen verklaarde levert op:
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, en een gevangenisstraf voor de duur van twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan poging tot diefstal van een boot, waarbij het dekzeil van de boot met een mes is opengesneden, een ruit van de boot met een tegel is ingegooid en de kajuit is doorzocht. Als gevolg van dit misdrijf is door de verdachte overlast, gevoelens van onveiligheid en financiële schade bij de benadeelde veroorzaakt.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 6 maart 2014, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf
niet ten uitvoerzal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst, mr. J.W. van Rijkom en mr. J.M. van de Poll, in bijzijn van de griffier mr. M. Bazuin.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 3 april 2014.