In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 10 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1974, werd beschuldigd van het opzettelijk toebrengen van letsel aan zijn echtgenote door haar een kopstoot te geven tijdens een ruzie op 19 juli 2013 in Gouda. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van dertig uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het vonnis van de politierechter zou worden vernietigd en dat de verdachte opnieuw zou worden veroordeeld.
Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en heeft vastgesteld dat de verklaring van de aangeefster geloofwaardig is, ondersteund door medisch bewijs en getuigenverklaringen. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en heeft de eerdere veroordeling vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van twintig uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis, en tot een gevangenisstraf van één maand, die voorwaardelijk is opgelegd met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden.
De strafmotivering is gebaseerd op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft in aanmerking genomen dat de mishandeling heeft plaatsgevonden in het bijzijn van de kinderen van de verdachte en dat dit een inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer vormt. De verdachte moet zich tijdens de proeftijd houden aan de aanwijzingen van de reclassering, inclusief een meldplicht en ambulante behandeling.