Uitspraak
Gerechtshof Den Haag
Arrest
[verdachte],
BESLISSING
spreektde verdachte daarvan
vrij.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 13 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in India in 1955, was beschuldigd van het helpen van een wederrechtelijk in Nederland verblijvende persoon door deze onderdak te bieden in een tempel. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet schuldig was aan de hem ten laste gelegde feiten. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de rechtbank zou worden vernietigd en dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een taakstraf. Echter, het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldiging van mensensmokkel, met name omdat niet kon worden aangetoond dat de verdachte uit winstbejag had gehandeld. Het hof verwierp het bewijsverweer van de raadsman, die stelde dat de Koninklijke Marechaussee niet bevoegd was om zelfstandig onderzoek te verrichten. Het hof concludeerde dat de Kmar wel degelijk bevoegd was om onderzoek te doen naar mensensmokkel. De verdachte werd vrijgesproken van zowel het eerste als het tweede cumulatief ten laste gelegde feit, omdat het hof niet wettig en overtuigend bewezen achtte dat de verdachte uit winstbejag had gehandeld. De werkzaamheden van de wederrechtelijk verblijvende persoon werden niet als gericht op verrijking beschouwd, en het hof oordeelde dat de verdachte niet uit was op financieel gewin. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen.