Uitspraak
GERECHTSHOF Den Haag
Afdeling Civiel recht
1.Het geding
2.Beoordeling van het hoger beroep
3.Beslissing
- vastrecht € 666, -
- kosten advocaat € 632,-;
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een man tegen het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) inzake een dwangbevel voor ouderbijdragen. De appellant, vertegenwoordigd door mr. P.M.A.C. van de Laak, is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 18 januari 2012. De appellant stelt dat het dwangbevel, dat dateert van 18 februari 2003, is verjaard en dat het niet op de juiste wijze aan hem is betekend. De geïntimeerde, vertegenwoordigd door advocaat A. Schippers, betwist deze claims en stelt dat het dwangbevel correct is betekend en dat de verjaringstermijn van het dwangbevel twintig jaar bedraagt.
Het hof heeft de feiten zoals vastgesteld door de rechtbank Rotterdam overgenomen en geoordeeld dat het dwangbevel op correcte wijze is betekend. De eerste grief van de appellant, die zich richtte op de verjaring van het dwangbevel, werd verworpen. Het hof concludeert dat het verzet van de appellant tegen het dwangbevel te laat is ingesteld, waardoor de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de appellant in zijn verzet niet kan worden ontvangen.
Daarnaast heeft het hof de tweede grief van de appellant, die betrekking had op rechtsverwerking, ook verworpen. Het hof oordeelt dat de appellant niet voldoende heeft onderbouwd waarom er sprake zou zijn van rechtsverwerking. De enkele tijdsverloop van tien jaar rechtvaardigt niet het beroep op rechtsverwerking. Het hof heeft het bewijsaanbod van de appellant gepasseerd, omdat hij niet duidelijk maakte op welke stellingen dit betrekking had.
Uiteindelijk heeft het hof het bestreden vonnis van de rechtbank Rotterdam bekrachtigd en de appellant veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep. De kosten zijn begroot op € 1.298,-, inclusief vastrecht en kosten voor de advocaat. Het arrest is uitgesproken op 11 februari 2014.