In deze zaak gaat het om het hoger beroep van [de man] tegen een beschikking van de kantonrechter in Rotterdam, waarbij hij ambtshalve is ontslagen als bewindvoerder over de goederen van de rechthebbende. De beschikking van de kantonrechter is op 21 augustus 2013 gegeven en [de man] heeft hiertegen op 8 november 2013 hoger beroep ingesteld. De Stichting De Rotonde is benoemd als opvolgend bewindvoerder. Tijdens de behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof vastgesteld dat de rechthebbende niet is verschenen, maar dat de advocaat van [de man] pleitnotities heeft overgelegd. Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de kantonrechter zijn vastgesteld, en heeft de argumenten van [de man] en de Stichting De Rotonde gehoord.
Het hof oordeelt dat er geen wettelijke bepaling is die een bewindvoerder onbekwaam maakt om te erven. [de man] heeft geen verwijt te maken en zijn echtgenote is benoemd als erfgename in het testament van de overleden betrokkene. Het hof concludeert dat er geen gewichtige reden is voor het ontslag van [de man] als bewindvoerder. De beslissing van de kantonrechter wordt vernietigd en [de man] wordt opnieuw benoemd als bewindvoerder, mentor en curator. Het hof benadrukt dat er geen bewijs is van enige betrokkenheid van [de man] bij de totstandkoming van het testament en dat de beschuldigingen van de Stichting De Rotonde niet zijn onderbouwd. De beschikking is gegeven door de rechters Husson, van de Wildenberg en Mink, en is uitgesproken op 12 maart 2014.