Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
h.o.d.n. [...],
verweerder in het incidenteel appel,
1.[geïntimeerde sub 1],
appellante in het incidenteel appel,
2. Antonie Leendert [geïntimeerde sub 2],wonende te Zierikzee,
geïntimeerde in het principaal appel,
appellant in het incidenteel appel,
hierna te noemen: [geïntimeerde sub 2],
1 en 2 tezamen ook te noemen: [geïntimeerden](meervoud),
3.VALEUR ACCOUNTANTS Z.H.E. B.V.,
geïntimeerde in het principaal appel,
appellante in het incidenteel appel,
4. MKB BOEKHOUDSERVICE B.V.,gevestigd te Stellendam,
geïntimeerde in het principaal appel,
appellante in het incidenteel appel,
hierna te noemen: MKB BV,
3 en 4 tezamen ook te noemen: Valeur c.s. (meervoud),
advocaat: mr. F.L. van der Eerden te Rotterdam.
[geïntimeerden]enerzijds en Valeur c.s. anderzijds hebben vervolgens op 10 september 2013 bij afzonderlijke memories van antwoord/ incidenteel appel verweer gevoerd. Hierna heeft [appellant] op 8 oktober 2013 een tweetal memories van antwoord in incidenteel appel genomen. Op dezelfde dag heeft het hof een tussenarrest gewezen, waarbij een comparitie van partijen is gelast. Deze comparitie is niet doorgegaan. Vervolgens zijn de stukken overgelegd en hebben partijen arrest gevraagd.
(1.1) De volgende drie natuurlijke personen spelen direct en/of indirect (via hun BV’s) in dit geschil een rol. Het gaat hierbij om:
a) [appellant] (zoals hiervoor al genoemd: [appellant]);
b) [geïntimeerde sub 2] (zoals hiervoor al genoemd: [geïntimeerde sub 2]); en
c)[X] (hierna:[X]).
(1.2) [appellant] drijft de eenmanszaak [appellant] Administratie en Advies (een administratiekantoor).
[geïntimeerde sub 2] is zelfstandig bevoegd directeur van Beheer BV en drijft tevens onder de naam [geïntimeerde sub 2] Financieel Advies een financieel adviesbureau.[X]
is accountant. Hij is directeur van Valeur BV (een accountantskantoor) en tevens (via zijn holding MvdB Holding B.V.; hierna: ook de Holding) indirect bestuurder van MKB B.V., een boekhoudservicekantoor.
(1.3) [geïntimeerde sub 2] heeft via zijn projectvennootschap Beheer BV het kantoorgebouw ‘de Kortenaer’ in Stellendam (hierna ook: het pand) laten bouwen en in eigendom verkregen. Het recht op dit gebouw is vervolgens gesplitst in appartementsrechten. Bij brief van 21 januari 2011 hebben [geïntimeerde sub 2] c.s een exclusief aanbod gedaan aan [appellant] voor deelname in het project de 'Kortenaer', waarbij een deel van de bovenverdieping voor [appellant] en [geïntimeerde sub 2] Financieel Advies was gereserveerd en het resterende deel van deze verdieping bestemd was voor Valeur Accountants. [appellant] heeft dit aanbod aanvaard, met dien verstande dat hij daarbij heeft bedongen dat de projectvennootschap geen huur- en/of koopovereenkomst mag sluiten met ‘Valeur’. Een e-mail van 19 augustus 2011 van [geïntimeerde sub 2] aan [appellant] vermeldt in dit verband:
”(…) Neem maar contact op met de notaris en geef maar door dat in de overeenkomst mag komen dat de project BV géén huur- en/of koopovereenkomst mag sluiten met Valeur op straffe van een boete van € 500 per dag.”Een e-mail van 22 augustus 2011 van [appellant] aan de notaris, met cc aan [geïntimeerde sub 2], vermeldt in dit verband:
“Wilt u ook onderstaande regel opnemen in de akte, zie mail van[geïntimeerde sub 2] van afgelopen vrijdag. Neem maar contact op met de notaris en geef maar door dat in de overeenkomst mag komen dat de project BV géén huur- en/of koopovereenkomst mag sluiten met Valeur op straffe van een boete van € 500 per dag.Het betreft Valeur Accountants (of elk gelieerd bedrijf, aftakking of voortvloeisel) thans gevestigd aan de Deltageul 9 te Stellendam”(1.4) [appellant] heeft vervolgens op 29 augustus 2011 met Beheer BV een (door de notaris opgestelde) koop-/aannemingsovereenkomst ondertekend, waarbij [appellant] van Beheer BV heeft gekocht het te bouwen appartementsrecht (op de eerste verdieping) omvattende het uitsluitend gebruik van kantoor 3 in ‘de Kortenaer’, plaatselijk bekend als
Korteweg 2cin Stellendam.
Artikel 15 van de koop-/aannemingsovereenkomst tussen partijen luidt:
”Partijen komen overeen dat de ondernemer[hof: Beheer BV]
geen huur- en/of koopovereenkomst zal sluiten met Valeur Accountants op straffe van een boete van € 500,00 per dag(hierna: het exclusiviteitsbeding). In de transportakte van 30 september 2011 is omtrent dit beding verder niets opgenomen, behoudens (op blz 8) een verwijzing naar de koop-/aannemingsovereenkomst, met bepaling dat deze tussen partijen blijft gelden voor zover daarvan in de leveringsakte niet is afgeweken.
Artikel 12 van deze overeenkomst kent een arbitragebeding (ook weergegeven in rechtsoverweging 4.1 van het bestreden vonnis).
(1.5) [geïntimeerde sub 2] zelf heeft het appartementsrecht verworven van de andere kantoorunit op de eerste verdieping, bekend als Korteweg 2b te Stellendam. Beheer BV is gerechtigd (gebleven) tot de begane grond, Korteweg 2 en 2a te Stellendam.
(1.6) Op 19 maart 2013 is MKB BV opgericht door (indirect)[X] via zijn Holding. De Holding is enig aandeelhouder en bestuurder van MKB BV.
Op 28 maart 2013 heeft MKB BV per 1 april 2013 van [geïntimeerde sub 2] (h.o.d.n. [...]) gehuurd 200 m2 kantoorruimte op de eerste verdieping van de 'Kortenaer', plaatselijk bekend als
Korteweg 2bte Stellendam, en wel voor bepaalde tijd tot en met 31 december 2018, met verlengingsmogelijkheid. Opzegging is mogelijk tegen het einde van de huurperiode met inachtneming van een termijn van tenminste één jaar (artikel 3).
a) [geïntimeerden]te verbieden het pand (de 'Kortenaer') aan Valeur c.s. in gebruik te geven en de ingebruikgeving te staken en gestaakt te houden op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- per dag;
b) Beheer BV te veroordelen als voorschot op verbeurde boetes aan [appellant] te betalen een bedrag van € 500,-- per dag dat Valeur BV of MKB BV gebruik maakt van het pand;
c) Valeur BV en MKB BV te veroordelen om het pand binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en ontruimd te houden en alle reclame-uitingen die verwijzen naar de (handels)namen van hun ondernemingen te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- per dag.
I. [geïntimeerden]verboden om andere dan het thans aan MKB BV verhuurde gedeelte van Korteweg 2b aan Valeur c.s. (of middellijk of onmiddellijk aan hen gelieerde partijen), in gebruik te geven op welke titel dan ook, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- per dag (tot een maximum van € 150.000,--);
II. Valeur c.s. veroordeeld tot verwijdering van alle reclame-uitingen op het pand, anders dan een enkel naambordje, op straffe van een dwangsom van € 50,-- per dag (tot een maximum van € 7.500,--);
III. het in conventie meer of anders gevorderde afgewezen;
IV. de vorderingen in reconventie afgewezen.
(in conventie):
(i) De voorzieningenrechter is bevoegd, er is sprake van spoedeisend belang en de zaak is geschikt voor een kort geding.
(ii) [appellant] mocht verwachten dat Valeur BV noch een door Valeur BV op te richten vennootschap die soortgelijke werkzaamheden zou uitoefenen als [appellant] zich in het pand zou vestigen. [appellant] mocht er tevens op vertrouwen dat [geïntimeerde sub 2] in privé niet alsnog met[X] zou contracteren. Door desondanks een huurovereenkomst met MKB BV te tekenen heeft [geïntimeerde sub 2] onrechtmatig gehandeld jegens [appellant].
(iii)[X] wist dat [geïntimeerde sub 2] bij het verhuren aan MKB BV handelde in strijd met de bedoeling van het exclusiviteitsbeding. Aldus profiteren MKB BV en Valeur BV van de onrechtmatige daad van Bonte, hetgeen onrechtmatig is jegens [appellant].
(iv) Een verbod tot het verder ingebruikgeven van het pand aan Valeur BV en MKB BV ligt daarom voor toewijzing gereed; evenals de vordering tot het verwijderen van reclame-uitingen, anders dan een naambordje Valeur en MKB.
(v) Een voorschot op de verbeurde boetes zal worden afgewezen, nu Beheer BV de overeenkomst met [appellant] niet heeft geschonden.
(vi) Een vergaande maatregel als ontruiming is in kort geding niet op zijn plaats, nu de aard en omvang van de eventuele schade van [appellant] nog onduidelijk is.
(in reconventie):
(vii) Het boetebeding van artikel 15 is naar voorlopig oordeel niet onaanvaardbaar.
(viii) Mede gelet op de beslissingen in conventie zal de reconventionele vordering van Beheer BV worden afgewezen.
Verdere beoordeling van het hoger beroep
Beoordeling van de bevoegdheid en de spoedeisendheid
Beoordeling van de grieven van [appellant]
a) afwijzing van de gevorderde ontruiming door Valeur c.s. (van de Korteweg 2b te
Stellendam) (grief II),
b) afwijzing van een voorschot op de boete ten laste van Beheer BV (grief I) en
c) beperking van het verbod tot verwijdering van reclame-uitingen (grief III).
De reikwijdte van het exclusiviteitsbeding
Onrechtmatig handelen?
jegens [appellant], nu [geïntimeerde sub 2] zelf niet de contractspartij bij het exclusiviteitsbeding was – dit was Beheer BV –, maar [geïntimeerde sub 2] was zo nauw betrokken bij de hele gang van zaken, zowel bij de totstandkoming van de koop/aannemingsovereenkomst, alsook bij het exclusiviteitsbeding (zie ook rechtsoverweging 1.3) dat het hof de handelwijze van [geïntimeerde sub 2] in dit verband voorshands als onrechtmatig betitelt. Het voorgaande leidt er toe dat de vordering in hoger beroep van [geïntimeerde sub 2] om te bepalen dat hij niet onrechtmatig heeft gehandeld, reeds hierom niet toewijsbaar is, nog daargelaten het feit dat [geïntimeerde sub 2] niet voor het eerst in hoger beroep een eis in reconventie kan instellen (artikel 353, eerste lid Rv).
Gevolgen voor de grieven van [appellant]Vordering a), de gevorderde ontruiming van de door MKB BV gehuurde kantoorruimte op de eerste verdieping (grief II).
Voorop wordt gesteld dat partijen het er over eens zijn dat Beheer BV geen wanprestatie heeft gepleegd door de verhuur door [geïntimeerde sub 2] van de kantoorruimte aan MKB BV. Wél wordt voorshands uitgegaan van een onrechtmatige daad van [geïntimeerde sub 2] en Valeur c.s. jegens [appellant]. Louter toetsend aan het huurrecht is overigens niet vanzelfsprekend dat de bodemrechter de huurovereenkomst tussentijds zal beëindigen. Er is immers sprake van een huurovereenkomst voor bepaalde tijd, die in beginsel niet tussentijds beëindigd kan worden. Mocht de bodemrechter, evenals thans het hof als voorzieningenrechter, tot het oordeel komen dat niet alleen [geïntimeerde sub 2] maar ook Valeur c.s. onrechtmatig handelen jegens [appellant], dan leidt dit tot de verplichting om de schade van [appellant] te vergoeden. In de regel vindt schadevergoeding plaats in de vorm van geld. Onder bijzondere omstandigheden kan desgevorderd schadevergoeding in andere vorm worden toegekend (artikel 6:103 BW). Onduidelijk is echter gebleven of de ontruimingsvordering van [appellant] als zodanig moet worden opgevat, nu [appellant] in dit verband weliswaar stelt dat hij er belang bij heeft dat de door de onrechtmatige daad veroorzaakte dagelijks repeterende inbreuk op zijn rechten wordt stopgezet, maar nu het debat tussen partijen nauwelijks over dit aspect is gegaan. Hier komt bij dat ontruiming niet de enige mogelijkheid van redres is en dat er andere vormen van schadevergoeding mogelijk zijn. Het gaat te ver om onder deze omstandigheden in kort geding hierop vooruit te lopen. Grief II wordt verworpen.
Vordering b), het voorschot op de met Beheer BV bedongen boete (grief I)
Vordering c), de verwijdering van alle reclame-uitingen van Valeur BV en MKB BV op en rond het pand (grief III).
Naar het hof begrijpt klaagt [appellant] met deze grief over de beperkte toewijzing van dit onderdeel van zijn vordering. Meer in het bijzonder over (i) het feit dat een enkel naambordje gehandhaafd mag blijven en (ii) dat de reclame-uitingen rondom het pand niet in de veroordeling zijn betrokken.
Deze grief slaagt grotendeels. Het hof ziet in het vorenoverwogene grond om Valeur c.s. te veroordelen om ook alle naam- en reclame-uitingen van Valeur BV en MKB BV rondom het pand in de veroordeling te betrekken. Dit geldt ook voor het enkele toegewezen naambordje, voor zover daarop de naam Valeur voorkomt. Slechts een enkel naambordje met de naam MKB (BV) mag gehandhaafd blijven. De door de voorzieningenrechter opgelegde dwangsomveroordeling (6.4 van het dictum, zoals later verbeterd) blijft daarbij uiteraard gehandhaafd. Het verweer dat de VvE over het aanbrengen van reclame-uitingen beslist, maakt dit niet anders. Weliswaar zal de VvE (enige) zeggenschap hebben over de (wijze van) plaatsing van reclame-uitingen, maar er is niet gesteld dat de VvE ook bij de verwijdering ervan betrokken moet worden.
- bekrachtigt het bestreden vonnis, met uitzondering van onderdeel 6.3 in het dictum,
- bepaalt dat iedere partij de eigen kosten van de procedure in hoger beroep draagt.
T.G. Lautenbach en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 maart 2014
in aanwezigheid van de griffier.