In deze zaak gaat het om een geschil over de oplegging van een verzuimboete in verband met de motorrijtuigenbelasting. De belanghebbende, eigenaar van een Peugeot, heeft de motorrijtuigenbelasting voor de periode van 10 januari 2012 tot en met 9 april 2012 te laat betaald, wat resulteerde in een boete van € 49. De Inspecteur handhaafde de boetebeschikking na bezwaar, waarop de belanghebbende in beroep ging bij de rechtbank. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarbij zij oordeelde dat er sprake was van een tweede verzuim, ondanks dat de naheffingsaanslag voor een eerder verzuim was verminderd tot nihil. De belanghebbende stelde dat de boete ten onrechte was opgelegd, omdat er geen sprake zou zijn van een tweede verzuim. Het Hof oordeelde dat de rechtbank terecht had beslist en bevestigde de uitspraak. Het Hof concludeerde dat de belanghebbende niet kon vertrouwen op de vermindering van de naheffingsaanslag en dat de boete terecht was opgelegd. De beslissing van het Hof werd op 3 januari 2014 openbaar uitgesproken, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken in cassatie te gaan.