ECLI:NL:GHDHA:2014:833
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- M. Mink
- A. van Nievelt
- J. Kamminga
- Rechtspraak.nl
Financiële afwikkeling van schulden na samenwoning en de vraag of deze als gemeenschappelijk kunnen worden beschouwd
In deze zaak gaat het om de financiële afwikkeling van schulden na de beëindiging van een samenwoning tussen de man en de vrouw. De man is in hoger beroep gekomen van eerdere vonnissen van de rechtbank Dordrecht, waarin de vrouw werd veroordeeld tot betaling van een bedrag aan de man, en vice versa. De centrale vraag in het hoger beroep is of bepaalde schulden, waaronder een krediet bij ABN AMRO en een lening bij de Voorschotbank, als gemeenschappelijke schulden kunnen worden aangemerkt. De man stelt dat het krediet bij ABN AMRO is aangewend voor gezamenlijke uitgaven, terwijl de vrouw dit betwist. Het hof heeft vastgesteld dat de man onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat het krediet voor gezamenlijke uitgaven is gebruikt. Daarnaast is er onduidelijkheid over de aflossing van de lening bij de Voorschotbank, die beide partijen betreft. Het hof heeft geoordeeld dat de man niet in staat is om de omvang van een eventuele regresvordering op de vrouw vast te stellen, waardoor deze vordering wordt afgewezen. Het hof bekrachtigt de eerdere vonnissen van de rechtbank en veroordeelt de man in de proceskosten van het hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in geschillen over gemeenschappelijke schulden na samenwoning.