ECLI:NL:GHDHA:2014:874

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
4 maart 2014
Publicatiedatum
18 maart 2014
Zaaknummer
22-005130-13
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep na gewelds- en ontuchtige beschuldigingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 4 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1950, was in eerste aanleg veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, wegens het ten laste gelegde van ontuchtige handelingen en geweld tegen een benadeelde partij, geboren in 1995. De tenlastelegging omvatte meerdere incidenten van geweld en ongepast gedrag, waaronder het geven van een tik op de bil van de benadeelde partij en het maken van seksueel getinte opmerkingen.

Tijdens de zittingen in zowel eerste aanleg als hoger beroep heeft de verdachte erkend dat hij de benadeelde partij op 24 maart 2012 een tik op haar bil heeft gegeven. Echter, hij heeft wisselend verklaard over zijn intenties, variërend van het voorkomen dat de telefoon van de benadeelde partij zou vallen tot het beschouwen van de handeling als een dolletje. De benadeelde partij heeft verklaard dat zij deze handeling als beschamend heeft ervaren, vooral in het licht van eerdere ongepaste opmerkingen van de verdachte.

Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal, die een veroordeling tot een voorwaardelijke taakstraf had geëist, niet gevolgd. Het hof oordeelde dat de klap of tik op de bil, hoewel als grensoverschrijdend ervaren door de benadeelde partij, objectief bezien niet als ontuchtig kon worden aangemerkt. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was om de beschuldigingen te ondersteunen. De uitspraak is gedaan in een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005130-13
Parketnummer: 10-690209-12
Datum uitspraak: 4 maart 2014
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 7 maart 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1950,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 18 februari 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat verdachte ter zake van het ten laste gelede zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 01 februari 2012 tot en met 24 maart 2012 te Spijkenisse, meermalen, althans eenmaal, (telkens) door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [benadeelde partij] (geboren [geboortejaar] 1995), heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), namelijk het (telkens):
betasten van en/of wrijven over en/of geven van een tik/klap en/of slaan op de met kleding bedekte bil(len) van die [benadeelde partij],
het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het (telkens):
- laten om-/oproepen van die [benadeelde partij] (in haar hoedanigheid als medewerkster bij een supermarkt (Jumbo)) om hem, verdachte, te helpen met het pakken van boodschappen uit de/het schap(pen) en/of (vervolgens) zetten van die boodschappen in zijn, verdachtes, scootmobiel/mandje en/of zetten van die boodschappen (op de lopende band) van/bij de kassa (waarbij die [benadeelde partij] moest bukken) en/of
- ( met nadruk) kijken naar de billen en/of borsten van die [benadeelde partij] en/of
- maken van seksueel getinte opmerkingen tegen die [benadeelde partij] en/of
- doen alsof hij, verdachte, een telefoon uit de kontzak van die [benadeelde partij] wilde pakken en/of
- trachten de bil(len) van die [benadeelde partij] aan te raken en/of
- onverhoeds betasten van en/of wrijven over en/of geven van een tik/klap en/of slaan op de met kleding bedekte bil(len) van die [benadeelde partij].
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof kan als vaststaand worden aangenomen dat de verdachte de aangeefster op 24 maart 2012 een tik op haar bil heeft gegeven. De verdachte heeft immers zowel in eerste aanleg als in hoger beroep ter terechtzitting erkend dat hij de aangeefster op die dag een klap of tik op haar kont heeft gegeven, terwijl ook de aangeefster tegenover de politie heeft verklaard dat zij, op het moment dat zij op de bewuste dag langs de verdachte liep, voelde dat de verdachte haar op haar kont sloeg.
De verdachte heeft wisselend verklaard over zijn intenties. De ene keer zegt hij dat hij op deze manier wilde voorkomen dat de telefoon van de aangeefster uit de achterzak van haar broek zou vallen, een andere keer dat het “in een dolletje” was gebeurd. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte erkend dat het geven van deze klap of tik op de bil van de aangeefster als grensoverschrijdend moet worden aangemerkt.
Vast staat dat de aangeefster deze handeling van de verdachte als beschamend heeft ervaren. Zij heeft tegenover de politie verklaard dat de verdachte eerder die dag en ook bij een eerdere gelegenheid, ongepaste, seksueel getinte opmerkingen naar haar heeft gemaakt. Het hof ziet geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de aangifte op dit punt, en acht het aannemelijk dat de wijze waarop de aangeefster de tik op 24 maart 2012 heeft beleefd mede is ingekleurd door deze eerdere uitingen van de verdachte. Het hof is echter van oordeel dat de klap of tik, objectief bezien, op zichzelf niet als ontuchtig kan worden aangemerkt en dat dit door de gemaakte opmerkingen niet anders wordt, nu het rechtstreekse verband met de gegeven tik ontbreekt.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. G.P.A. Aler, mr. M.C.R. Derkx en mr. H.C. Wiersinga, in bijzijn van de griffier mr. S. Hartog-Zamani.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 4 maart 2014.
Mr. M.C.R. Derkx is buiten staat dit arrest te ondertekenen.