ECLI:NL:GHDHA:2014:880

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
5 februari 2014
Publicatiedatum
18 maart 2014
Zaaknummer
22-002151-13
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie wegens schending van het ne bis in idem-beginsel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 5 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Dordrecht, dat op 17 juli 2012 was gewezen. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van voorarrest, voor feiten die verband hielden met verduistering en diefstal. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het vonnis van de politierechter zou worden vernietigd en dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zou worden verklaard in de vervolging, omdat er sprake was van een schending van het ne bis in idem-beginsel. Dit beginsel houdt in dat iemand niet twee keer voor dezelfde feiten kan worden vervolgd.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 21 december 2010 onherroepelijk was veroordeeld door de Politierechter te Rotterdam voor feiten die deels overeenkomen met de tenlastelegging in de onderhavige zaak. Dit leidde het hof tot de conclusie dat de vervolging in deze zaak een schending van het ne bis in idem-beginsel oplevert. Het hof heeft daarom het vonnis waarvan beroep vernietigd en het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in zijn strafvervolging.

De uitspraak benadrukt het belang van het ne bis in idem-beginsel in het strafrecht en de bescherming van verdachten tegen dubbele vervolging voor dezelfde feiten. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en de eerdere veroordeling van de verdachte in aanmerking genomen, wat leidde tot de beslissing om het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002151-13
Parketnummer: 11-246089-11
Datum uitspraak: 5 februari 2014
VERSTEK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Dordrecht van 17 juli 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1984,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 5 februari 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging zal worden verklaard, nu er sprake is van een schending van het ne bis in idem-beginsel.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 november 2009 te Hendrik-Ido-Ambacht met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, Esso (Nederland B.V.) heeft bewogen tot de afgifte van (74,39 liter) diesel, altans een schuld(bekentenis) ter waarde van 82,50 euro, in elk geval van enig goed/schuld, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid - zich voorgedaan als zijnde als zijnde [benadeelde partij] en/of - een schuldbekentenis ingevuld/opgesteld en/of ondertekend als zijnde die [benadeelde partij] waardoor Esso Nederland B.V. werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
hij in of omstreeks de periode van 11 november 2009 tot en met 24 november 2009 te Breda, althans in Nederland, opzettelijk een (bestel)auto (merk Ford, type Transit) en/of 26 (post)pakketen (ter waarde van 6624,37 euro), althans een hoeveelheid (post)pakketen, en/of een geldbedrag van EUR 473,03, in elk geval enig goed en/of geldbedrag, geheel of ten dele toebehoorde(n) aan General Logistics Systems Netherlands B.V. en/of JDM, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) en/of geldbedrag verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als chauffeur, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 22 januari 2014 is de verdachte op 21 december 2010 onherroepelijk veroordeeld door de Politierechter te Rotterdam (parketnummer 10-691205-10). Dit betreft een veroordeling ter zake van een vijftal feiten, waaronder verduistering in dienstbetrekking in de periode van 11 november 2009 tot 24 november 2009 te Breda, alsmede diefstal op 10 november 2009 te Hendrik-Ido-Ambacht.
Door de advocaat-generaal is een uitdraai van een e-mailcorrespondentie overgelegd, inhoudende de tekst van de tenlastelegging in bovengenoemde zaak.
Alles beschouwende is het hof – met de advocaat-generaal – van oordeel dat voornoemde onherroepelijke veroordeling (deels) betrekking heeft op de in de onderhavige zaak tenlastegelegde feiten. Het gaat om dezelfde feiten zoals bedoeld in artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht, zodat de vervolging in de onderhavige zaak een schending van het ne bis in idem-beginsel oplevert.
Gelet op het vorenstaande kan het vonnis waarvan beroep niet in stand blijven, en zal het hof, opnieuw rechtdoende, het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren in de vervolging van de verdachte.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart het openbaar ministerie ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging.
Dit arrest is gewezen door mr. Chr.A. Baardman, mr. A. Kuijer en mr. R.J. de Bruijn, in bijzijn van de griffier mr. R. van den Bosch.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 5 februari 2014.
Mr. A. Kuijer is buiten staat dit arrest te ondertekenen.