ECLI:NL:GHDHA:2014:917

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
19 maart 2014
Publicatiedatum
20 maart 2014
Zaaknummer
200.136.013/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Kamminga
  • A. Husson
  • M. Kleykamp-van der Ben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor inschrijving bij voetbalclub en kinderalimentatie

In deze zaak gaat het om een geschil tussen de vader en de moeder over de kinderalimentatie en de vervangende toestemming voor de inschrijving van hun minderjarige kind bij een voetbalclub. De vader verzoekt het hof om de eerdere beschikking van de rechtbank te vernietigen, waarin hij werd verplicht een bijdrage te betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige, en om de toestemming voor de inschrijving bij de voetbalclub in te trekken. De moeder verzet zich tegen deze verzoeken en vraagt het hof om de eerdere beslissingen te handhaven.

De rechtbank had eerder bepaald dat de vader een bijdrage van € 158,45 per maand moest betalen, en had de moeder toestemming gegeven om de minderjarige in te schrijven bij de voetbalclub R.C.L. in de woonplaats van de moeder. De vader stelt dat zijn financiële situatie is verslechterd en dat hij niet in staat is om de vastgestelde bijdrage te betalen. Hij voert aan dat zijn draagkracht ten onrechte is vastgesteld op basis van de winstcijfers van 2012, en dat hij nu alleen eigenaar is van een restaurant, wat zijn financiële situatie negatief beïnvloedt.

Het hof oordeelt dat de vader voldoende draagkracht heeft om de alimentatie te voldoen, en bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank. Wat betreft de inschrijving bij de voetbalclub, oordeelt het hof dat het in het belang van de minderjarige is om lid te blijven van de club in de woonplaats van de moeder, omdat dit bijdraagt aan zijn sociale leven. Het hof bekrachtigt daarom de bestreden beschikking en wijst de verzoeken van de vader af.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 19 maart 2014
Zaaknummer : 200.136.013/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 13-668
Zaaknummer rechtbank : C/09/435923
[de vader],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. M.C. Kwakkelstein-Doornbos te Delft,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats moeder],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. M.L. Sterrenberg-Ellerbroek te Rijswijk.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De vader is op 23 oktober 2013 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 26 juli 2013 van de rechtbank Den Haag, die bij beschikking van 30 augustus 2013 is hersteld.
De moeder heeft op 13 december 2013 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de vader:
- op 18 november 2013 een V-formulier van diezelfde datum met bijlagen;
- op 28 januari 2014 een V-formulier van 27 januari 2014 met bijlagen;
- op 10 februari 2014 een V-formulier van diezelfde datum met bijlagen.
De zaak is op 13 februari 2014 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat.
De advocaten van partijen hebben ter zitting pleitnotities overgelegd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking en de daarbij behorende herstelbeschikking van 30 augustus 2013.
Bij die beschikkingen heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang en uitvoerbaar bij voorraad – met wijziging in zoverre van het door partijen overeengekomen ouderschapsplan van 4 december 2009 – vervangende toestemming verleend aan de moeder om [de minderjarige], geboren op[datum] 2006 te [geboorteplaats] (hierna te noemen: de minderjarige) op de voetbalclub R.C.L. te [woonplaats moeder] in te schrijven en de minderjarige vanaf het schooljaar 2013 – 2014 in [woonplaats moeder] in plaats van [plaats nabij woonplaats vader] te laten voetballen en derhalve bij de voetbalclub in [plaats nabij woonplaats vader] uit te schrijven.
Voorts heeft de rechtbank de door de vader met ingang van 24 januari 2013 te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige bepaald op € 158,45 per maand, vanaf heden telkens bij vooruitbetaling aan de moeder te voldoen, vermeerderd met iedere uitkering die hem op grond van geldende wetten of regelingen ten behoeve van de minderjarige kan of zal worden verleend.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil zijn de door de vader aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige (hierna ook: kinderalimentatie) en de verleende vervangende toestemming om de minderjarige in te schrijven bij voetbalclub R.C.L. te [woonplaats moeder].
2. De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking, verbeterd bij beschikking van 30 augustus 2013, te vernietigen en, opnieuw beschikkende:
- te bepalen dat de bijdrage van de vader aan de moeder in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige met ingang van 1 januari 2013 wordt bepaald op nihil, althans op zodanige bijdrage en met ingang van zodanige datum als het hof in goede justitie zal vermenen te behoren; - de vervangende toestemming voor de wijziging van de voetbalclub in te trekken en te bepalen dat de minderjarige weer in [plaats nabij woonplaats vader] kan worden ingeschreven bij een voetbalclub, althans een sport kan beoefenen in [woonplaats vader 2] op de zorgdagen van de vader.
3. De moeder verweert zich daartegen en verzoekt het hof de verzoeken van de vader tot vernietiging van de bestreden beschikking en de herstelbeschikking van 30 augustus 2013 af te wijzen.

Kinderalimentatie

Behoefte en ingangsdatum
4.
De behoefte van de minderjarige aan een bijdrage van € 686,42 per maand staat als niet bestreden vast. De ingangsdatum, te weten 24 januari 2013, is evenmin in geschil.
Draagkracht vader
5.
De vader stelt zich op het standpunt dat de rechtbank zijn draagkracht ten onrechte heeft vastgesteld op basis van de winstcijfers over 2012, te weten € 38.274,-. Volgens hem is sprake van een dalende omzet in de horeca en is door de rechtbank geen rekening gehouden met de winstverwachting over 2013. De vader wijst erop dat hij met ingang van 1 januari 2013 alleen eigenaar is geworden van het Grieks Specialiteiten Restaurant Delphi’s en is uitgetreden als compagnon in het horecabedrijf Tapas en Mezzes. Volgens de vader heeft de overname van het horecabedrijf Delphi’s een negatieve invloed op de resultatenrekening gehad, doordat de personeelskosten zijn toegenomen en hij een lening heeft moeten afsluiten om zijn compagnon uit te kopen. Ook verwacht de vader dat de huurkosten van het bedrijf zullen stijgen. Inmiddels is de omzet over heel 2013 bekend en is een voorlopige resultatenrekening opgesteld. Uit de lagere omzetcijfers moet naar de mening van de vader worden geconcludeerd, dat nog geen sprake is van een aantrekkende economie en dat hij onvoldoende draagkracht heeft.
6.
De moeder heeft de stellingen van de vader gemotiveerd weersproken.
7.
Het hof gaat voor de berekening van de draagkracht van de vader evenals de rechtbank uit van een winst uit onderneming van € 38.274,- per jaar, nu niet is gebleken dat als gevolg van de economische omstandigheden sprake is van een structurele daling van de winst van de onderneming. Uit de cijfers van de door de vader overgelegde voorlopige resultatenrekening 2013 (bijlage bij het V-formulier van 10 februari 2014) blijkt dat naar het oordeel van het hof in het geheel niet. Verder houdt het hof rekening met de zelfstandigenaftrek, een investeringsaftrek, de MKB winstvrijstelling, de arbeidskorting, de algemene heffingskorting, de bijstandsnorm voor een alleenstaande en een draagkrachtpercentage van 70.
8.
Voorts zal het hof aan de lastenzijde van de man rekening houden met een huur van € 218,- per maand en een premie zorgverzekering van € 102,50 per maand. Het hof zal eveneens rekening houden met de aflossing van de restschuld van de hypotheek van de voormalige echtelijke woning van € 826,- per maand. Niet alleen heeft de vrouw dit niet bestreden, maar gelet op vaste jurisprudentie van de Hoge Raad geldt immers als uitgangspunt dat op de draagkracht van de onderhoudsplichtige in beginsel al diens verplichtingen en schulden van invloed zijn.
9.
Uit het vorenstaande volgt dat de draagkracht van de vader € 504,- per maand bedraagt. Aangezien de vader tevens onderhoudsplichtig is voor de twee tot zijn huidige gezin behorende kinderen wordt zijn draagkracht over drie kinderen verdeeld, hetgeen neerkomt op € 168,- per kind, welke bijdrage voor de minderjarige nog dient te worden verhoogd met € 49,- fiscaal voordeel. Derhalve is de vader in staat voor de minderjarige € 217,- per maand bij te dragen.
Draagkracht moeder
10.
Het hof zoekt bij de bepaling van de draagkracht van de moeder aansluiting bij de door haar overgelegde draagkrachtberekening (productie 11 bij de brief van 31 mei 2013), nu de vader hiertegen geen grieven heeft gericht.
11.
Het hof houdt evenals de rechtbank rekening met een inkomen uit arbeid van € 37.299,- per jaar. Voorts houdt het hof rekening met de arbeidskorting, de algemene heffingskorting, de inkomstenafhankelijke combinatiekorting, de bijstandsnorm voor een alleenstaande en een draagkrachtpercentage van 70.
12.
Daarnaast houdt het hof aan de lastenzijde van de moeder rekening met de fiscaal aftrekbare hypotheekrente van € 344,84 per maand, het eigen woningforfait van € 47,50 per maand, de nominale premie ziektekosten van € 102,50 per maand, de aanvullende premie ziektekosten van € 31,- per maand en de aflossing van de restschuld van de hypotheek van de voormalige echtelijke woning van € 750,- per maand.
13.
Uit het vorenstaande volgt dat de draagkracht van de moeder € 382,- per maand bedraagt. Nu de moeder onderhoudsplichtig is jegens drie kinderen, wordt haar draagkracht over drie kinderen verdeeld. Dit komt neer op € 127,- per maand per kind.
Draagkrachtvergelijking
14.
Nu de gezamenlijke draagkracht van de ouders lager is dan de behoefte van de minderjarige, kan een draagkrachtvergelijking achterwege blijven en wordt de bijdrage van ieder van de ouders beperkt tot wat zij elk op grond van hun draagkracht aan kinderalimentatie kunnen betalen.
15.
Uit het voorgaande volgt dat de vader over voldoende draagkracht beschikt om het door de moeder verzochte en door de rechtbank opgelegde bedrag van € 158,45 aan kinderalimentatie ten behoeve van de minderjarige te voldoen. Het hof zal de bestreden beschikking derhalve in zoverre bekrachtigen.

Vervangende toestemming inschrijving voetbalclub

16.
De vader is van mening dat het voor de minderjarige niet nodig is om in [woonplaats moeder] lid te zijn van een voetbalclub. De minderjarige heeft volgens hem geen voetbalvereniging nodig om een netwerk aan vriendjes op te bouwen. Daarnaast is de voetbaltraining in [woonplaats moeder] – gelet op de afstand met de daarbij behorende lange reistijd – een grote belasting voor het gezin van de vader.
17.
De moeder stelt zich op het standpunt dat het niet in het belang van de minderjarige is om weer te wisselen van voetbalvereniging. De minderjarige voetbalt sinds dit schooljaar in [woonplaats moeder]. Hierdoor is het voor hem mogelijk ook in [woonplaats moeder], waar hij vaak in het weekend bij moeder verblijft, vriendjes maken en een sociaal leven op te bouwen, aldus de moeder.
18.
Op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof van oordeel dat de rechtbank terecht en op goede gronden heeft beslist. Het hof neemt de gronden over en maakt deze tot de zijne. Naar het oordeel van het hof zou een gang naar de (hoger beroep)rechter in de situatie dat partijen co-ouders pretenderen te zijn overigens niet nodig moeten zijn. Door de vader zijn in hoger beroep geen nieuwe feiten en omstandigheden aangevoerd die tot een andersluidend oordeel zouden moeten leiden. Het hof neemt daarbij nog in aanmerking het verplaatsen van de voetbalactiviteiten van de minderjarige naar [plaats nabij woonplaats vader], zou betekenen dat een belangrijk deel van het sociale leven van de minderjarige in [woonplaats moeder] komt te vervallen. De minderjarige zal dan immers niet meer op woensdagmiddag (voetbaltraining) en op zaterdag (de dag van de wedstrijd) in [woonplaats moeder] aanwezig zijn. Het zwaartepunt van het sociale leven van de minderjarige komt dan teveel in (de omgeving van) [woonplaats vader 2] te liggen, hetgeen het hof niet in het belang van de minderjarige acht, nu zijn moeder in [woonplaats moeder] woonachtig is.
19.
Mitsdien beslist het hof als volgt.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Kamminga, Husson en Kleykamp-van der Ben, bijgestaan door mr. Evertsen als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 maart 2014.