ECLI:NL:GHDHA:2014:934
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging schuldsanering en verzet tegen schone lei
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 13 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de schuldsanering van de geïntimeerde, die eerder door de Rechtbank Rotterdam was uitgesproken. De appellante, vertegenwoordigd door mr. M.J. Hoogendoorn, verzocht om tussentijdse beëindiging van de schuldsanering zonder schone lei, na een eerdere weigering door de rechtbank op 24 september 2013. De rechtbank had geoordeeld dat er geen feiten of omstandigheden waren die de beëindiging van de schuldsanering rechtvaardigden, en dat de geïntimeerde te goeder trouw was geweest in zijn schuldenlast.
De mondelinge behandeling vond plaats op 6 maart 2014, waarbij zowel de appellante als de geïntimeerde, bijgestaan door hun advocaten, aanwezig waren. Het hof heeft de argumenten van de appellante en de geïntimeerde zorgvuldig gewogen. De appellante stelde dat de geïntimeerde niet te goeder trouw was geweest en dat hij belangrijke informatie had achtergehouden met betrekking tot zijn schulden. Het hof oordeelde echter dat er onvoldoende bewijs was voor deze claims en dat de geïntimeerde zich niet had voorgedaan als zeer vermogend.
Het hof concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de vordering van de appellante niet kon leiden tot tussentijdse beëindiging van de schuldsanering. De grieven van de appellante werden verworpen, en het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank. De beslissing van het hof benadrukt het belang van goede trouw in schuldsaneringen en de noodzaak voor schuldeisers om tijdig en adequaat te reageren op schuldenaren.