In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam betreffende de kinderalimentatie voor hun minderjarige kind. De vader is op 14 mei 2013 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 14 februari 2013, waarin de rechtbank had bepaald dat de vader met ingang van 1 december 2011 een bijdrage van € 500,- per maand aan de moeder moest betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige. Het hof heeft in een tussenbeschikking van 11 september 2013 bepaald dat de vader kan worden ontvangen in zijn hoger beroep.
Tijdens de mondelinge behandeling op 9 januari 2014 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek. De moeder verzoekt het hof om de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek tot wijziging van de beschikking, subsidiair om het hoger beroep ongegrond te verklaren.
Het hof heeft de behoefte van de minderjarige vastgesteld op € 270,- per maand en de draagkracht van beide ouders beoordeeld. De vader heeft een bruto jaarloon van € 34.271,-, wat leidt tot een netto besteedbaar inkomen van € 2.076,- per maand. De moeder heeft een bruto jaarloon van € 21.749,-, wat resulteert in een netto besteedbaar inkomen van € 1.396,- per maand. Na beoordeling van de draagkracht van beide ouders, heeft het hof de door de vader te betalen kinderalimentatie vastgesteld op € 133,- per maand, met ingang van 1 januari 2014. Tevens is de vader verplicht om de achterstallige alimentatie te voldoen, gelijk aan zijn vakantie-uitkering over de jaren 2014 en 2015.
De beslissing van het hof is als volgt: de bestreden beschikking is vernietigd voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en de vader moet met ingang van 1 januari 2014 € 133,- per maand betalen aan de moeder. De achterstallige bijdrage is vastgesteld op een forfaitair bedrag, te voldoen in mei 2014 en mei 2015. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het hof heeft het in hoger beroep meer of anders verzochte afgewezen.