Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- mevrouw [naam] namens de raad.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 5 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft op 7 november 2013 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Den Haag van 19 augustus 2013. De vader, verweerder in hoger beroep, heeft op 23 december 2013 een verweerschrift ingediend, waarin hij tevens incidenteel hoger beroep heeft ingesteld. De raad voor de kinderbescherming te Den Haag is als partij in de procedure betrokken.
Tijdens de mondelinge behandeling op 5 maart 2014 zijn beide partijen, bijgestaan door hun advocaten, verschenen. De moeder heeft in haar beroepschrift geen grieven opgenomen, maar heeft een memorie van grieven bijgevoegd. Het hof heeft vastgesteld dat een memorie van grieven niet thuishoort in een verzoekschriftprocedure in hoger beroep. Hierdoor is het hof van mening dat het beroepschrift en de memorie van grieven als één geheel moeten worden beschouwd.
Het hof heeft geoordeeld dat het verzoek van de moeder onbegrijpelijk is, omdat het beroepschrift geen duidelijke omschrijving van het verzoek en de gronden bevat. Dit heeft geleid tot de beslissing dat de moeder niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar hoger beroep. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is openbaar gedaan en is geminuteerd op 19 maart 2014.