In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] B.V. tegen de naheffingsaanslagen en boetebeschikkingen die door de Inspecteur van de Belastingdienst Den Haag zijn opgelegd. De naheffingsaanslagen zijn opgelegd voor de loonheffingen over de periode van augustus 2011 tot en met mei 2012, waarbij de Inspecteur vergrijpboetes heeft opgelegd wegens het niet afdragen van de verschuldigde loonheffingen. De rechtbank Den Haag had eerder de beroepen van [X] B.V. ongegrond verklaard, waarop [X] B.V. in hoger beroep ging. De kern van het geschil is of de Inspecteur terecht de naheffingsaanslagen en boetebeschikkingen aan [X] B.V. heeft opgelegd, gezien de overdracht van de onderneming van [Z] B.V. aan [X] B.V. en de rol van de curator in deze zaak. Het Hof oordeelt dat [X] B.V. als inhoudingsplichtige moet worden aangemerkt en dat de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd. Het Hof bevestigt de uitspraken van de rechtbank en oordeelt dat de vergrijpboetes passend zijn, gezien de ernst van de overtredingen. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de Inspecteur de inhoudingsplichtige status van [X] B.V. kon vaststellen, ondanks de argumenten van [X] B.V. over de rol van de curator en de overdracht van de onderneming. Het Hof concludeert dat de Inspecteur bevoegd was om de naheffingsaanslagen na te heffen en dat de boetebeschikkingen niet vernietigd hoeven te worden, ongeacht de mogelijke terugdraaiing van de overdracht door de curator.