In deze zaak heeft de gemeente Haarlemmermeer hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag, waarin ICTU een bedrag van € 418.260,70 was toegewezen. Dit bedrag was door ICTU voldaan aan CGI Nederland B.V. voor geleverde IT-diensten. De gemeente heeft in hoger beroep acht grieven geformuleerd. ICTU heeft in haar memorie van antwoord een incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring van CGI ingesteld, omdat zij van mening was dat CGI betrokken moest worden in het hoger beroep. Tijdens de pleidooizitting op 30 april 2015 hebben de advocaten van beide partijen hun standpunten toegelicht. Het hof heeft vervolgens arrest in het incident bepaald.
Het hof heeft de vordering van ICTU tot oproeping in vrijwaring afgewezen. Het hof oordeelde dat de oproeping in vrijwaring niet mogelijk is in hoger beroep, omdat dit zou betekenen dat CGI na het verstrijken van de appeltermijn alsnog in het hoger beroep betrokken zou worden. Dit zou in strijd zijn met de strikte handhaving van appeltermijnen. Het hof benadrukte dat de verhoudingen tussen ICTU en de Gemeente enerzijds en ICTU en CGI anderzijds niet zodanig verweven zijn dat zij niet afzonderlijk kunnen worden beoordeeld. De beslissing over de kosten van het incident is aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak. De hoofdzaak is verwezen naar de rol voor memorie van antwoord in het voorwaardelijk incidenteel appel door de Gemeente.