Kinderalimentatie
9. De rechtbank heeft de ingangsdatum van de kinderalimentatie vastgesteld op de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand, te weten 23 oktober 2014. Dit is thans niet in geschil.
10. Het eigen aandeel van de minderjarigen van € 944,- per maand staat niet ter discussie. De rechtbank heeft hierop voor het jaar 2014 het kindgebonden budget van € 129,- per maand dat de vrouw ontvangt, in mindering gebracht. Ook dit is in beroep niet in geschil.
11. De man betoogt dat de vrouw met ingang van 1 januari 2015 aanspraak kan maken op een aanzienlijk hoger kindgebonden budget. Daar dient rekening mee te worden gehouden.
12. De vrouw verweert zich daartegen. Zij stelt voor het jaar 2015 in het geheel geen toeslagen en kindgebonden budget te ontvangen. De belastingdienst vordert dit bij de vrouw terug. De vrouw verwijst naar een e-mail met bijlagen van haar boekhouder, de heer [Y].
13. Het hof stelt vast dat de vrouw, gelet op de omstandigheid dat zij op dit moment geen eigen inkomen heeft, aanspraak kan maken op het kindgebonden budget. Dat de vrouw op dit moment geen kindgebonden budget (heeft aangevraagd althans had kunnen aanvragen en) ontvangt, is door haar onvoldoende aangetoond. De door haar overgelegde stukken onderbouwen die stelling niet. Het hof merkt naar aanleiding van die stukken het volgende op. De vrouw stelt dat namens haar bezwaar is gemaakt tegen het besluit om haar niet langer kindgebonden budget toe te kennen. Volgens haar is van de zijde van de belastingdienst in dit verband ten onrechte aangenomen dat een derde persoon – niet zijnde de man – woonachtig was op haar adres. Dit beïnvloedt de hoogte van het kindgebonden budget in negatieve zin. Gezien de door de vrouw gegeven toelichting gaat het hof er dan ook van uit dat de vrouw nadat op haar bezwaar is beslist, wel degelijk aanspraak heeft op het kindgebonden budget. Mocht dit niet het geval zijn, dan is het hof van oordeel dat deze gang van zaken met betrekking tot deze inschrijving en de gevolgen daarvan voor het kindgebonden budget de vrouw kan worden verweten en dat het niet redelijk is dat die inkomstenvermindering van de vrouw ten laste van de man komt.
14. Derhalve zal het hof met ingang van 1 januari 2015 rekening houden met een kindgebonden budget van € 406,- per maand. De behoefte van de minderjarigen bedraagt dan ook met ingang van 1 januari 2015 (€ 944,- minus € 406,- =) € 538,- per maand.
15. De rechtbank heeft de draagkracht van de man vastgesteld op € 1.375,- per maand en is in hoger beroep geen onderwerp van debat. De rechtbank heeft de draagkracht van de man (voor 2014) verhoogd met een fiscaal voordeel van € 78,- per maand. Nu de man met ingang van 1 januari 2015 geen aanspraak meer kan maken op dit fiscaal voordeel, zal het hof daar met ingang van die datum geen rekening meer mee houden en uitgaan van € 1.375,- per maand.
16. De rechtbank heeft, rekening houdend met een inkomen dat op bijstandsniveau ligt, de draagkracht van de vrouw vastgesteld op het minimumbedrag van € 50,- per maand voor de twee minderjarigen. De vrouw verzet zich daartegen. Zij heeft op dit moment helemaal geen inkomen en is volledig aangewezen op de voorlopige partneralimentatie van € 900,- bruto per maand. Zij is niet in staat met een bedrag van € 50,- bij te dragen.
17. De man meent dat de rechtbank terecht rekening heeft gehouden met een bedrag van € 50,- per maand aan de zijde van de vrouw. De vrouw heeft geen enkel inzicht gegeven in haar huidige financiën, aldus de man. Van haar kan echter worden verwacht dat zij een substantieel deel van de kosten van de kinderen voor haar rekening neemt. In het verleden heeft zij altijd gewerkt en vrijwel alleen een hotel in Brazilië geëxploiteerd. Zij geniet inkomen.
18. Het hof is op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting van oordeel dat de vrouw redelijkerwijs in staat moet worden geacht een inkomen te genereren van een bedrag gelijk aan de uitkering op grond van de Participatiewet (de bijstandsuitkering). De vrouw heeft in het verleden samen met de man een hotel geëxploiteerd in Brazilië en vanuit Nederland een webwinkel geleid waarmee zij jurken verkocht. De vrouw heeft in Nederland diverse taalcursussen gevolgd, zodat zij in staat moet worden geacht de Nederlandse taal voldoende te beheersen. Onweersproken is dat zij daarnaast vloeiend Spaans, Portugees en Engels spreekt. De vrouw heeft onvoldoende onderbouwd dat zij niet in staat zou zijn inkomen te verwerven. Het had op haar weg gelegen om sollicitatiebrieven en dergelijke over te leggen, waaruit zou blijken dat zij getracht heeft een dienstbetrekking te vinden. Er zijn geen sollicitatiebrieven e.d. overgelegd waaruit blijkt dat de vrouw zich heeft ingespannen om een dienstbetrekking te vinden. Daarnaast staat onweersproken vast dat de vrouw eigenaar is van een appartement in Argentinië waar zij in ieder geval in het verleden inkomsten uit verhuur heeft gegenereerd. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom dat nu niet meer kan. Alles in ogenschouw nemende acht het hof het alleszins redelijk om aan de zijde van de vrouw uit te gaan van een bruto verdiencapaciteit van de vrouw van € 960,- per maand. Evenals de rechtbank is het hof van oordeel dat de vrouw een minimale draagkracht heeft van € 50,- per maand voor de twee minderjarigen.
19. Gelet op de zeer beperkte zorgregeling, verzoekt de vrouw rekening te houden met een zorgkorting van 10%. De man verweert zich daartegen.
20. Nu het hof de zorgregeling niet heeft gewijzigd, gaat het – evenals de rechtbank – uit van een zorgkorting van 15%. De zorgkorting bedraagt dan ook € 81,- per maand.
21. Het vorenstaande betekent dat voor de periode tot 1 januari 2015 geldt dat er geen gronden zijn om een ander oordeel over de kinderalimentatie te geven, zodat het hof de bestreden beschikking in zoverre zal bekrachtigen
22. De verdeling van de kosten over beide ouders met ingang van 1 januari 2015 wordt dan berekend volgends de formule: ieders draagkracht gedeeld door de totale draagkracht vermenigvuldigd met de behoefte.
Het eigen aandeel van de man bedraagt met ingang van 1 januari 2015: 1.375/(1.375+50) x 538 = € 519,- per maand.
Het eigen aandeel van de vrouw bedraagt met ingang van 1 januari 2015: 50/(1.375+50) x 538 = € 19,- per maand.
23. Derhalve komt van de totale behoefte van de minderjarigen met ingang van 1 januari 2015 een gedeelte van (afgerond) € 260,- per maand per kind voor rekening van de man en een gedeelte van (afgerond) € 10,- per maand per kind voor rekening van de vrouw.
24. Deze bijdrage wordt dan nog verminderd met een bedrag aan zorgkorting van € 81,- voor beide kinderen samen, zodat de man met ingang van 1 januari 2015 als kinderalimentatie aan de vrouw dient te betalen € 220,- per maand per kind. Aangezien de ondergrens van de kinderalimentatie door het verzoek van de man € 228,- per maand per kind bedraagt, zal het hof aldus beslissen.