ECLI:NL:GHDHA:2015:1218

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
10 februari 2015
Publicatiedatum
20 mei 2015
Zaaknummer
2200416814
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel ten aanzien van een minderjarige en de rol van de verdachte in escortwerkzaamheden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 10 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van een destijds zeventienjarig meisje, aangeduid als [persoon 1]. De verdachte heeft de minderjarige gefaciliteerd bij het verrichten van escortwerkzaamheden, waarbij zij tegen betaling seksuele handelingen verrichtte. De verdachte ontving een deel van de opbrengsten uit deze prostitutie. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van voorarrest.

De zaak is ontstaan na een eerdere veroordeling door de politierechter in Rotterdam, waarbij de verdachte voorwaardelijk was veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden en een taakstraf. Na cassatie door de Hoge Raad is de zaak terugverwezen naar het hof voor herbehandeling. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte opnieuw beoordeeld.

De tenlastelegging omvatte het brengen van [persoon 1] tot prostitutie en het profiteren van haar verdiensten, terwijl zij minderjarig was. Het hof heeft de verklaringen van de getuige [persoon 1] als betrouwbaar beoordeeld, ondanks tegenstrijdigheden. De verdachte heeft geen bewijs geleverd dat hij de minderjarigheid van [persoon 1] had kunnen vaststellen, wat zijn strafbaarheid niet uitsluit. De ernst van de feiten rechtvaardigt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gezien de eerdere veroordelingen van de verdachte en de laakbaarheid van zijn handelen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004168-14
Parketnummer: 10-750011-11
Datum uitspraak: 10 februari 2015
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 27 maart 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [dag] 1981 te [plaats],
ten tijde van de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep uit anderen hoofde gedetineerd in de penitentiaire inrichting Rijnmond - De Schie - te Rotterdam.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en - na verwijzing van de zaak door de Hoge Raad der Nederlanden - het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 27 januari 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het tweede alternatief ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het eerste alternatief ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 120 uren, met aftrek van voorarrest, waarna 108 uren, subsidiair 54 dagen hechtenis resteren. Verder is de vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte afgewezen. Tot slot is het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is hoger beroep ingesteld.
Dit hof heeft bij arrest van 6 februari 2013 het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte van het eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van voorarrest.
Tegen dit arrest is door de advocaat-generaal bij dit hof cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 20 mei 2014, nr. S 13/02407, voormeld arrest vernietigd en de zaak naar dit hof teruggewezen teneinde de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 02 januari 2011 tot en met 10 februari 2011 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, meermalen, althans éénmaal, (telkens), (een) ander(en), genaamd [persoon 1] (geboren [dag] 1993), ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van één of meer seksuele handeling(en), met of voor een derde tegen betaling, dan wel ten aanzien van die [persoon 1] (geboren [dag] 1993), enige handeling(en), heeft ondernomen, welke handelingen bestonden uit (het)
- het (laten) plaatsen van één of meer afbeelding(en) van die [persoon 1] op het internet en/of als ware die [persoon 1] meerderjarig en/of beschikbaar voor prostitutiewerkzaamheden (teneinde klanten te werven voor de prostitutie) en/of
- ( daarbij) (daartoe) die [persoon 1] voorzien van instructies betreffende de werkwijze en/of te rekenen tarieven en/of
- ( telefonisch) onderhouden van contact(en) met die [persoon 1] en/of (potentiële) klanten en/of het regelen van klanten voor die [persoon 1] en/of
- begeleiden en/of vervoeren van die [persoon 1] van en/of naar klanten en/of naar plaatsen voor het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde en/of met en/of voor derden tegen betaling door die [persoon 1] en/of
- ( daarbij) ter beschikking stellen en/of gebruik maken van zijn, verdachtes, telefoon(nummer) en/of auto en/of één of meer (andere) dienst(en) en/of
- die [persoon 1] mededelen/instrueren dat zij tegen klanten moest zeggen dat zij 18 jaar oud was, in elk geval dat zij meerderjarig was en/of
- aannemen en/of behouden van (een deel van) de betalingen en/of verdiensten (uit prostitutiewerkzaamheden) van die [persoon 1] en/of
- ( laten) onderbrengen en/of onderhouden van die [persoon 1] en/of
- ( daarbij) het onder toezicht/controle (laten) houden van die [persoon 1]; (in elk geval) (telkens) handelingen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [persoon 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die (seksuele/prostitutie) handeling(en), terwijl die [persoon 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 02 januari 2011 tot en met 10 februari 2011 te Rotterdam, althans in Nederland, meermalen, althans éénmaal, (telkens), opzettelijk voordeel heeft getrokken uit één of meer seksuele handeling(en) van [persoon 1] (geboren [dag] 1993), met of voor een derde tegen betaling, terwijl die [persoon 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, immers heeft hij, verdachte (telkens) (een deel van) de verdiensten van die [persoon 1] uit prostitutiewerkzaamheden ontvangen en/of zich toegeëigend.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het eerste en tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in
of omstreeksde periode van 02 januari 2011 tot en met 10 februari 2011 te Rotterdam,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen,meermalen
, althans éénmaal, (telkens
),
(een
)ander
(en), genaamd [persoon 1] (geboren [dag] 1993), ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van
één of meerseksuele handeling
(en
), met of voor een derde tegen betaling
door,
dan wel ten aanzien van die [persoon 1] (geboren [dag] 1993), enige handeling(en), heeft ondernomen, welke handelingen bestonden uit (het)
- het (laten) plaatsen van één of meer afbeelding(en) van die [persoon 1] op het internet en/of als ware die [persoon 1] meerderjarig en/of beschikbaar voor prostitutiewerkzaamheden (teneinde klanten te werven voor de prostitutie) en/of
- (daarbij) (daartoe) die [persoon 1] voorzien van instructies betreffende de werkwijze en/of te rekenen tarieven en/of
-
(telefonisch
)onderhouden van contact
(en)met die [persoon 1] en
/of(potentiële) klanten en
/ofhet regelen van klanten voor die [persoon 1] en
/of
- begeleiden en
/ofvervoeren van die [persoon 1] van en
/ofnaar klanten en
/ofnaar plaatsen voor het verrichten van seksuele handelingen
met en/of voor een derde en/of met en/of voor derdentegen betaling door die [persoon 1] en
/of
- ( daarbij) ter beschikking stellen en
/ofgebruik maken van zijn, verdachtes, telefoon
(nummer
)en
/ofauto
en/of één of meer (andere) dienst(en)en
/of
- die [persoon 1] mededelen/instrueren dat zij tegen klanten moest zeggen dat zij 18 jaar oud was, in elk geval dat zij meerderjarig was en/of
- aannemen en
/ofbehouden van (een deel van) de betalingen en
/ofverdiensten
(uit prostitutiewerkzaamheden
)van die [persoon 1]
en/of
- (laten) onderbrengen en/of onderhouden van die [persoon 1] en/of
- (daarbij) het onder toezicht/controle (laten) houden van die [persoon 1]; (in elk geval) (telkens) handelingen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [persoon 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die (seksuele/prostitutie) handeling(en)terwijl die [persoon 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt;
en
/of
hij in
of omstreeksde periode van 02 januari 2011 tot en met 10 februari 2011 te Rotterdam,
althans in Nederland,meermalen,
althans éénmaal, (telkens),opzettelijk voordeel heeft getrokken uit
één of meerseksuele handeling
(en
)van [persoon 1] (geboren [dag] 1993), met
of vooreen derde tegen betaling, terwijl die [persoon 1] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, immers heeft hij, verdachte
(telkens) (een deel van
)de verdiensten van die [persoon 1] uit prostitutiewerkzaamheden ontvangen
en/of zich toegeëigend.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verklaring van [persoon 1] afgelegd als getuige ter terechtzitting in eerste aanleg onvoldoende betrouwbaar is, gelet op de tegenstrijdigheden in die verklaring. De raadsman heeft daarvoor specifiek verwezen naar het onderdeel waarin zij heeft verklaard dat zij de verdachte drie maanden voordat het ten laste gelegde zich voordeed, reeds kende. Dat kan niet kloppen, nu de verdachte toen gedetineerd zat en pas eind december 2010 is vrij gekomen, aldus de raadsman.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof stelt voorop dat het de verklaring van de getuige [persoon 1] (die ten tijde van de bewezenverklaarde feiten 17 jaar oud was) als afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg en tegenover de politie met terughoudendheid zal gebruiken voor het bewijs. De omstandigheid dat deze getuige na verloop van enige tijd de onderhavige vergaande gebeurtenissen anders is gaan bezien dan ten tijde van haar politieverklaring en dientengevolge nadien ten aanzien van bepaalde aspecten anders heeft verklaard ter terechtzitting in eerste aanleg, neemt niet weg dat de diverse door haar afgelegde verklaringen wel op hoofdlijnen en wat de essentialia betreft consistent zijn en bruikbaar voor het bewijs. De door het hof aan de bewezenverklaring ten grondslag gelegde passages uit die verklaringen acht het hof betrouwbaar.
Het hof stelt vast, gelet op het verhandelde ter terechtzitting en het dossier, dat de getuige [persoon 1] over het moment waarop zij de verdachte heeft leren kennen niet eenduidig heeft verklaard. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft [persoon 1] als getuige verklaard dat zij de verdachte ongeveer 3 maanden daarvoor had leren kennen en ongeveer een maand voor de zogenaamde escortcontrole (die plaatsvond op 10 februari 2011) aan het Zuidplein in Rotterdam voor de verdachte is gaan werken. In haar verklaring bij de politie op 10 februari 2011 zegt zij de verdachte twee weken voor de escortcontrole voor het eerst te hebben ontmoet en toen met de verdachte afspraken te hebben gemaakt over de escort (blz. 4).
Constant in deze verklaring is dat de getuige reeds voorafgaand aan de prostitutiecontrole gedurende een verhoudingsgewijs beperkte periode meermalen prostitutiewerkzaamheden heeft verricht en verdachte haar daarbij terzijde heeft gestaan. Voorts komt in de verklaringen telkens terug dat zij voorafgaand aan deze werkzaamheden afspraken heeft gemaakt met verdachte over zijn betrokkenheid bij de door haar te verrichten escortwerkzaamheden. Dat de getuige het tijdstip van de eerste ontmoeting en het moment van het maken van de afspraken na verloop van tijd op een iets ander moment in de tijd ten opzichte van de datum 10 februari 2011 plaatst, neemt niet weg dat het hof de voor het bewijs gebezigde passages van haar verklaring betrouwbaar acht.
Het hof verwerpt mitsdien het verweer van de raadsman.
Voorts heeft de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de verdachte van het hem ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, nu de reikwijdte van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht niet zover reikt dat de verdachte – onder de gegeven omstandigheden – [persoon 1] om haar identiteitsbewijs had moeten vragen teneinde haar minderjarigheid vast te stellen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit de rechtspraak van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat de minderjarigheid zoals opgenomen in artikel 273f, lid 1, sub 2, 5 en 8 Wetboek van Strafrecht, een geobjectiveerd bestanddeel vormt. [1] Ook in de wetsgeschiedenis had de Minister van Justitie zich reeds in die zin uitgesproken. De opzet van de dader dient te zijn gericht op de tenlastegelegde (strafbare) handeling. De opzet hoeft niet gericht te zijn op de minderjarigheid van de betrokkene. [2]
De reden hiervoor is het te beschermen belang dat met deze strafbaarstelling is beoogd. Minderjarigen dienen te worden beschermd - eventueel tegen zichzelf - waarbij de wetgever heeft willen verbieden dat minderjarigen in de prostitutie werkzaam zijn.
Dit betekent dat een ander tot prostitutie brengen, zonder meer wordt gekwalificeerd als mensenhandel, indien die ander minderjarig is. De verdachte had derhalve de verplichting om gedegen onderzoek te doen naar de leeftijd van het slachtoffer door bijvoorbeeld haar identiteitsbewijs te controleren teneinde haar leeftijd vast te stellen.
Het hof verwerpt mitsdien het verweer van de raadsman.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het eerste en tweede cumulatief/alternatief bewezen verklaarde levert op:

mensenhandel, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het eerste en tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van de destijds zeventienjarige [persoon 1]. Hij heeft er door zijn handelwijze aan bijgedragen dat een minderjarig meisje tegen betaling seks met anderen heeft gehad. De verdachte heeft haar immers gefaciliteerd bij het verrichten van escortwerkzaamheden op de wijze als bewezen verklaard. Hierbij moest [persoon 1] (een deel van) de opbrengsten uit de prostitutie aan de verdachte afstaan.
De ernst van de bewezenverklaarde feiten (mensenhandel ten aanzien van een minderjarige) is dusdanig dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zichzelf passend is.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 13 januari 2015, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, onder meer met een gewelddadige component. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Voorts heeft het hof rekening gehouden met het beperkt gebleven aantal keer dat de verdachte aangeefster terzijde heeft gestaan, de relatieve autonomie van aangeefster ten aanzien van de frequentie waarmee zij zich prostitueerde, alsmede de relatieve ouderdom van het bewezenverklaarde.
Het bewezenverklaarde handelen van de verdachte is maatschappelijk gezien laakbaar en rechtvaardigt naar
’s hofs oordeel derhalve het opleggen van een vrijheidsbenemende straf.
Het opleggen van een taakstraf, als opgelegd in eerste aanleg, is gezien de zich in het dossier bevindende stukken (onder meer een reclasseringsrapport d.d. 23 september 2014), een gepasseerd station. Uit voornoemde stukken volgt immers dat eerder opgelegde taakstraffen zijn mislukt en dat de verdachte niet open staat voor reclasseringscontact. Daarnaast heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep verklaard enkel een taakstraf te willen verrichten op zijn voorwaarden en anders een gevangenisstraf te wensen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 57, 63 en 273f van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder eerste en tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder eerste en tweede cumulatief/alternatief bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. Th.W.H.E. Schmitz, mr. M.I. Veldt-Foglia en mr. H.J.M. Smid-Verhage, in bijzijn van de griffier mr. S.S. Mangal.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 10 februari 2015.

Voetnoten

1.Zie HR 5 februari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD5235, r.o. 5.6 waarin het gaat over 250ter lid 1, sub 3 (oud) Sr. Zie voorts ook Hof Arnhem, 16 november 2009, ECLI:NL:GHARN:BK7664 in deze zin met bekrachtiging van het arrest door de Hoge Raad (ECLI:NL:HR2011:BP6122) met betrekking tot art. 273a, lid 1, sub 5 (oud) Sr en Hof Den Haag 18 maart 2014 ECLI:NL:GHDHA:2014:908 met betrekking tot art. 273f, lid 1, sub 2,5 en 8.
2.Kamerstukken II, 1996-1997, 25 437, nr. 3, p. 8-9.