2.11.HG heeft het charter op 23 juni 2012 geaccepteerd per 1 januari 2012. Het charter is geëindigd per 23 juni 2013.
3. Bij inleidende dagvaarding van 11 september 2012 heeft Moulinsart de onderhavige procedure tegen HG geëntameerd. In eerste aanleg heeft Moulinsart in de hoofdzaak, na wijziging van eis, gevorderd – kort gezegd – een verklaring voor recht dat HG in de periode 23 april 2009 tot 1 juli 2012 inbreuk heeft gemaakt op door Moulinsart beheerde auteursrechten op het oeuvre Hergé, dat HG aldus onrechtmatig heeft gehandeld en dat zij ter zake gehouden is tot vergoeding van door Moulinsart geleden schade. Daarnaast heeft Moulinsart opgave gevorderd van het aantal openbaar gemaakte HG-publicaties in genoemde periode, en een bevel tot staking van het gebruik van het teken ‘kuifje’ in de domeinnaam, een en ander op straffe van een dwangsom. Ten slotte heeft Moulinsart gevorderd HG te veroordelen tot vergoeding van schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, alsmede HG te veroordelen in de proceskosten op de voet van artikel 1019h Rv.
4. De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen.
5. In hoger beroep vordert Moulinsart dat het hof het bestreden vonnis vernietigt en, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, opnieuw rechtdoende haar (in hoger beroep gewijzigde) vorderingen toewijst, met veroordeling van HG in de kosten van beide instanties, te vermeerderen met de nakosten, en met veroordeling van HG tot betaling aan Moulinsart van hetgeen door Moulinsart op grond van het bestreden vonnis is betaald, een en ander met rente. Voor de goede orde merkt het hof op dat de in eerste aanleg (na eiswijziging) als 1 genummerde vordering van Moulinsart (incidentele vordering ex artikel 1019a jo. 843a Rv) buiten de omvang van het hoger beroep valt. Moulinsart heeft haar appel in dit verband uitdrukkelijk beperkt tot het geschil in de hoofdzaak (memorie van grieven onder 10).
6. Moulinsart heeft in de loop van deze procedure, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, haar vorderingen meerdere malen vermeerderd, verminderd en veranderd. Voor de duidelijkheid zet het hof de aanpassingen in hoger beroep op een rij.
7. Bij memorie van grieven (hoofdstuk II) heeft Moulinsart haar vorderingen als volgt gewijzigd:
“2. te verklaren voor recht dat HG inbreuk heeft gemaakt op de door Moulinsart beheerde auteursrechten op het oeuvre Hergé, door de in het lichaam van deze dagvaarding beschreven HG-Publicaties die zijn verschenen in de periode 23 april 2009 - 1 januari 2012, althans een periode die de rechtbank[het hof, neemt het hof aan]
in goede justitie juist acht, openbaar te maken en te verveelvoudigen;
3. te verklaren voor recht dat HG wanprestatie heeft gepleegd in de periode 1 januari 2012 - 23 juni 2013 door de voorwaarden uit het Charter niet na te leven, onder meer door HG-publicaties openbaar te maken en te verveelvoudigen zonder daarvoor de afgesproken vergoeding af te dragen aan Moulinsart, alsmede door de domeinnaam kuifje.nl te gebruiken;
4. te verklaren voor recht dat HG onrechtmatig handelt, althans heeft gehandeld door de onder 2. genoemde handelingen te verrichten;
5. te verklaren voor recht dat HG gehouden is de als gevolg van de handelingen onder 2. - 4. door Moulinsart geleden schade, al dan niet in de vorm van gederfde reproductievergoedingen, te vergoeden aan Moulinsart;
6. HG te bevelen, binnen 10 (tien) dagen na het ten dezen te wijzen vonnis[arrest, neemt het hof aan]
, aan de advocaat van Moulinsart schriftelijk opgave te doen van:
a. het aantal geproduceerde en (al dan niet aan leden) openbaar gemaakte HG-Publicaties in de periode 23 april 2009 – 23 juni 2013, gespecificeerd per jaar en per publicatie;
en deze opgave binnen drie werkdagen te laten volgen door een door een onafhankelijke registeraccountant gecertificeerde verklaring waaruit volgt dat deze registeraccountant op grond van eigen boekenonderzoek heeft vastgesteld dat de gedane opgave volledig overeenstemt met de door HG gevoerde administratie, een en ander vergezeld van alle betreffende (goed leesbare) bewijsstukken;
7. HG te bevelen met onmiddellijke ingang na betekening van het ten deze te wijzen vonnis[arrest, neemt het hof aan]
te staken en gestaakt te houden het gebruik in de domeinnaam van HG van het merk Kuifje, of elk daarmee verwarringwekkend overeenstemmend teken;
het sub 6. en 7. gevorderde, op verbeurte van een aan Moulinsart te verbeuren dwangsom van € 10.000 (zegge: tienduizend euro) ineens voor ieder niet-nagekomen bevel, alsmede € 5.000 (zegge: vijfduizend euro) voor iedere dag of gedeelte van een dag dat de niet-nakoming voortduurt; en
8. HG te veroordelen tot vergoeding van de door Moulinsart als gevolg van voornoemd inbreukmakend en onrechtmatig handelen geleden schade en alsnog te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
9. HG te veroordelen in de volledige kosten van dit geding, ex artikel 1019h Rv.”
8. Voor zover HG tegen deze eiswijziging bezwaar heeft gemaakt (vgl. akte van 27 januari 2015 onder 18), verwerpt het hof dat bezwaar. Deze eiswijziging is immers tijdig gedaan en (ook overigens) niet in strijd met de eisen van een goede procesorde.
9. Moulinsart heeft vervolgens bij akte van 13 januari 2015 haar vorderingen wederom gewijzigd. Moulinsart heeft daarbij te kennen gegeven met die wijziging de (auteursrecht)inbreukvraag inclusief vragen met betrekking tot auteursrechtexcepties te willen ecarteren uit de onderhavige procedure (hoewel zij in de memorie van grieven voorop stelde dat zij de onderhavige procedure tegen HG heeft geëntameerd wegens auteursrechtinbreuk en dat deze zaak primair een auteursrechtelijk geschil betreft) en die procedure te beperken tot de contractuele geschilpunten en het merkenrechtelijke geschilpunt. Haar vorderingen zijn als volgt komen te luiden:
“2. te verklaren voor recht dat in de periode 23 april 2009 – 1 januari 2012, althans een periode die de rechtbank[het hof, zo neemt het hof aan]
in goede justitie juist acht, geen overeenkomst tussen partijen gold op grond waarvan HG gerechtigd was werken uit het oeuvre Hergé openbaar te maken en/of te verveelvoudigen;
3. te verklaren voor recht dat HG wanprestatie heeft gepleegd in de periode 1 januari 2012 – 23 juni 2013 door de voorwaarden uit het Charter niet na te leven, door de HG-Publicaties openbaar te maken en te verveelvoudigen zonder daarvoor de afgesproken vergoeding af te dragen aan Moulinsart, alsmede door de domeinnaam kuifje.nl te gebruiken;
4. te verklaren voor recht dat HG gehouden is de als gevolg van de handelingen onder 3 door Moulinsart geleden schade, al dan niet in de vorm van gederfde reproductievergoedingen, te vergoeden aan Moulinsart;
5. HG te bevelen met onmiddellijke ingang na betekening van het ten deze te wijzen vonnis[arrest, zo neemt het hof aan]
te staken en gestaakte te houden het gebruik in de domeinnaam van HG van het merk Kuifje, of elk daarmee verwarringwekkend overeenstemmend teken,
het sub 5 gevorderde op verbeurte van een aan Moulinsart te verbeuren dwangsom van € 10.000 (zegge: tienduizend euro) ineens voor ieder niet-nagekomen bevel, alsmede € 5.000 (zegge: vijfduizend euro) voor iedere dag of gedeelte van een dag dat de niet-nakoming voortduurt; en
6. HG te veroordelen tot vergoeding van de door Moulinsart als gevolg van voornoemde wanprestatie geleden schade en alsnog te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
7. HG te veroordelen in volledige kosten van dit geding, ex artikel 1019h Rv.”
10. HG heeft bezwaar gemaakt tegen deze eiswijziging. Dit komt aan de orde onder 15.
Grief 2: feiten en omstandigheden
11. Met grief 2 klaagt Moulinsart dat feiten en omstandigheden in overwegingen 2.1 tot en met 2.14 van het bestreden vonnis onvolledig zijn weergegeven althans dat daaraan onjuiste conclusies zijn verbonden. Met deze grief, voor zover nog van belang na de laatste eiswijziging van Moulinsart, is met voormelde feitenvaststelling door het hof rekening gehouden. Deze grief kan op zichzelf niet tot vernietiging leiden. Indien mocht blijken dat de beoordeling van deze grief van belang is voor de beoordeling van het hoger beroep, komt het hof daarop hierna terug.
Grief 3: auteursrechtinbreuk en overeenkomst
12. In hoger beroep, in het kader van grief 3, stelt Moulinsart twee periodes aan de orde:
- periode (i): vanaf 23 april 2009 tot 1 januari 2012, en
- periode (ii): vanaf 1 januari 2012 tot en met 23 juni 2013.
13. Ten aanzien van periode (i) bestrijdt grief 3 de oordelen van de rechtbank inhoudende, kort gezegd, dat HG geen inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten op het oeuvre Hergé, dat er tussen Moulinsart en HG vanaf 2000 tot 1 januari 2012 een overeenkomst heeft bestaan op basis waarvan HG toestemming had gebruik te maken van het oeuvre Hergé in haar publicaties en dat zij niet onrechtmatig heeft gehandeld jegens Moulinsart (rechtsoverwegingen 4.7 - 4.15 van het bestreden vonnis).
14. Nadien, bij akte houdende eiswijziging van 13 januari 2015, heeft Moulinsart haar eis aldus gewijzigd dat de (auteursrecht)inbreukvraag is geëcarteerd uit de onderhavige procedure en dat nog één vordering op deze periode betrekking heeft, te weten vordering 2 zoals geformuleerd onder 9.
15. Het bezwaar van HG tegen de eiswijziging bij akte van 13 januari 2015 is door de rolraadsheer afgewezen. De vraag of het hof op die beslissing kan of moet terugkomen in verband met de twee-conclusie-regel kan in het midden blijven gelet op het volgende.
16. Vordering 2 strekt er toe dat het hof voor recht verklaart dat in de periode 23 april 2009 tot 1 januari 2012 tussen Moulinsart en HG géén overeenkomst gold op grond waarvan HG gerechtigd was werken uit het oeuvre Hergé openbaar te maken en/of te verveelvoudigen. Die vordering moet bij gebrek aan belang worden afgewezen, zoals HG terecht heeft aangevoerd. Nu immers de auteursrechtelijke grondslag in het onderhavige geschil is geëcarteerd, en Moulinsart zich dus niet langer op een auteursrecht beroept, valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien welk belang Moulinsart heeft bij een verklaring voor recht die er op neer komt dat HG geen toestemming had om werken uit het oeuvre Hergé openbaar te maken en/of te verveelvoudigen. In zoverre faalt grief 3 dus.
17. Periode (ii) bestrijkt het tijdvak vanaf 1 januari 2012 tot en met 23 juni 2013. Volgens Moulinsart gold voor deze periode tussen partijen het charter, op grond waarvan HG onder bepaalde voorwaarden werken uit het oeuvre Hergé mocht openbaar maken en verveelvoudigen, maar waaraan HG zich niet (volledig) heeft gehouden. In hoger beroep gaat het in dit verband (na de laatste eiswijziging) om de vorderingen 3, 4 en 6.
18. HG heeft zich beroepen op dwaling als vernietigingsgrond van het charter. Zij heeft in dat verband gesteld (i) dat Moulinsart tot 5 augustus 2014 in en buiten rechte heeft gesteld dat de weduwe van Hergé alle auteursrechten ten aanzien van het oeuvre Hergé bezit en dat Moulinsart al deze rechten voor haar exploiteert en beheert; (ii) dat HG het charter in juni 2012 (met ingangsdatum 1 januari 2012) is aangegaan in de veronderstelling dat Moulinsart daartoe de rechten (machtiging) bezat; (iii) dat aan HG op 5 augustus 2014, tijdens een zitting in een kort geding procedure tussen Moulinsart en HG voor de rechtbank Den Haag (ECLI:NL:RBDHA:2014:11809), is gebleken dat eerdergenoemde veronderstelling onjuist is nu uit een overeenkomst uit 1942 blijkt dat Hergé de publicatierechten op de albums van de avonturen van Kuifje had overgedragen aan uitgever Casterman zodat Moulinsartnietdegene is die kan beslissen wie materiaal uit de albums openbaar mag maken en dus niet (machtiging ter zake van) de in deze zaak relevante auteursrechten heeft; en (iv) dat HG het charter nooit met Moulinsart zou hebben gesloten indien zij had geweten dat Moulinsart de rechten (machtiging) niet bezat. In de door HG als productie 56/58 in het geding gebrachte overeenkomst tussen Hergé en Casterman uit 1942 wordt onder meer bepaald: “Art. 1– Monsieur [naam 1] concède aux Etablissements CASTERMAN le droit exclusif de publication de la série des Albums LES AVENTURES DE TINTIN, QUICK ET FLUPKE, GAMINS DE BRUXELLES et autres parus ou à paraitre, dont il est l’auteur sous le pseudonyme de HERGE.
Art. 2– Le droit de publication concédé s’étend pour toutes éditions en langue française et étrangères.”
19. Moulinsart heeft vanuit verschillende invalshoeken gereageerd op het HG’s beroep op dwaling.