ECLI:NL:GHDHA:2015:1244

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
26 mei 2015
Publicatiedatum
26 mei 2015
Zaaknummer
22-000748-14
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wederrechtelijke toegang tot niet-publiek deel van het stadhuis van Den Haag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 26 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1966, was eerder vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, maar de officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld. De verdachte werd beschuldigd van wederrechtelijke toegang tot een besloten lokaal in het stadhuis van Den Haag, door gebruik te maken van een toegangspasje dat toebehoorde aan een gemeenteraadslid. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 15 januari 2013, samen met een medeverdachte, het vertrouwelijke concept raadsvoorstel heeft weggenomen uit de fractiekamer van de medeverdachte. Het hof oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij het primair ten laste gelegde feit had begaan, omdat het stuk met toestemming van de medeverdachte was opgehaald. Echter, het hof achtte het subsidiair ten laste gelegde feit, namelijk het wederrechtelijk binnendringen in een voor de openbare dienst bestemd lokaal, wel bewezen. Het hof oordeelde dat de verdachte met een niet op zijn naam gesteld toegangspasje het stadhuis was binnengedrongen, wat in strijd was met de beveiligingsmaatregelen. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 1.000,- of 20 dagen hechtenis. Het hof heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000748-14
Parketnummer: 09-837242-13
Datum uitspraak: 26 mei 2015
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank Den Haag van
14 februari 2014 in de strafzaak tegen de verdachte:

[Verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966,
[adres]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 12 mei 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het hem ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 15 januari 2013 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit de bij [medeverdachte] in gebruik zijnde fractiekamer op het stadhuis van de gemeente Den Haag heeft weggenomen het vertrouwelijke concept raadsvoorstel "Terugname eigendom vastgoed World Forum Convention Center", in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de raad van de gemeente Den Haag en/of het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Den Haag en/of de gemeente Den Haag, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door een valse sleutel, te weten door zich met de bij [medeverdachte] in gebruik zijnde toegangspas voor het stadhuis en/of de sleutel van de bij [medeverdachte] in gebruik zijnde fractiekamer toegang te verschaffen tot (het niet voor het publiek toegankelijke deel van) het stadhuis te Den Haag en/of de bij [medeverdachte] in gebruik zijnde fractiekamer en/of (aldus) voornoemd vertrouwelijke concept raadsvoorstel uit de bij [medeverdachte] in gebruik zijnde fractiekamer op te halen en/of weg te nemen;
subsidiair:
hij op of omstreeks 15 januari 2013 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal en/of een voor de openbare dienst bestemd lokaal gelegen aan Spui 70 (zijnde (het niet voor het publiek toegankelijke deel van) het stadhuis van de gemeente Den Haag) en in gebruik bij (medewerkers van) de gemeente Den Haag, althans bij een ander of anderen dan bij verdachte en/of zijn mededader(s).
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak van het primair ten laste gelegde
Anders dan de advocaat-generaal, is het hof van oordeel dat het primair tenlastegelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Het betreffende stuk, dat naar het oordeel van het hof toebehoorde aan de medeverdachte [medeverdachte] in de zin van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht, is met diens toestemming door de verdachte opgehaald uit het stadhuis. Onder die omstandigheden is geen sprake van wederrechtelijke toe-eigening door de verdachte. Dat het een geheim stuk betrof leidt niet tot een ander oordeel. De verdachte dient derhalve van het primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
subsidiair:
hij op 15 januari 2013 te 's-Gravenhage, wederrechtelijk is binnengedrongen in een voor de openbare dienst bestemd lokaal gelegen aan Spui 70 zijnde het niet voor het publiek toegankelijke deel van het stadhuis van de gemeente Den Haag en in gebruik bij (medewerkers van) de gemeente Den Haag, althans bij een ander of anderen dan bij verdachte.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Verweer met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep, overeenkomstig de overgelegde en aan het proces-verbaal gehechte pleitnota, het verweer gevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het subsidiair ten laste gelegde. Hiertoe heeft de raadsman betoogd, zakelijk weergegeven, dat de verdachte toestemming van de medeverdachte [medeverdachte] had om het besloten gedeelte van het stadhuis te betreden, zodat van wederrechtelijk binnendringen door de verdachte geen sprake is.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt. Uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is naar voren gekomen dat de fractiekamers zich op de derde etage van het stadhuis bevinden. Deze etage bevindt zich in het gedeelte van het stadhuis dat alleen toegankelijk is voor mensen met een toegangspas. Raadsleden ontvangen deze pas aan het begin van de raadsperiode. Deze pas is persoonlijk en niet overdraagbaar. De naam en de foto van de houder staan op de pas. Door met een niet op zijn naam maar op naam van gemeenteraadslid [medeverdachte] gestelde toegangspas het besloten gedeelte van het stadhuis te betreden, is de verdachte wederrechtelijk binnengedrongen in het niet voor het publiek toegankelijke deel van het stadhuis. Weliswaar heeft de medeverdachte [medeverdachte] aan de verdachte toestemming gegeven om het besloten gedeelte van het stadhuis en zijn fractiekamer te betreden, maar naar het oordeel van het hof had de medeverdachte [medeverdachte] niet de bevoegdheid om zijn persoonlijke pas aan de verdachte te geven en hem toestemming te verlenen om, met gebruikmaking van deze pas, op eigen gelegenheid het besloten deel van het stadhuis te betreden. Derhalve verwerpt het hof het verweer. Het feit is wettig en overtuigend bewezen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
Het in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 1000,00 euro, subsidiair 20 dagen hechtenis.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich wederrechtelijk toegang verschaft tot een niet voor het publiek toegankelijk deel van het stadhuis van de gemeente Den Haag door gebruik te maken van een niet op zijn naam gesteld toegangspasje. Daarmee heeft hij de beveiligingsmaatregelen van het stadhuis, die niet voor niets zijn ingesteld, op grove wijze geschonden.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 28 april 2015, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte een passende en geboden reactie vormt.
Bij de vaststelling van de geldboete is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c en 138 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 1.000,00 (duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. J.W. van Rijkom,
mr. J.M. van de Poll en mr. S.A.J. van 't Hul, in bijzijn van de griffier mr. S. Imami.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 26 mei 2015.