ECLI:NL:GHDHA:2015:1384

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
4 juni 2015
Publicatiedatum
4 juni 2015
Zaaknummer
22005501-14
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Den Haag inzake woninginbraken te Katwijk

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 4 juni 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte is beschuldigd van twee woninginbraken die plaatsvonden in Katwijk. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van een fotocamera, geldbedragen en horloges uit een woning, waarbij hij samen met een mededader de toegang tot de woning heeft verkregen door middel van braak. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertien maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, onder bijzondere voorwaarden. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot achttien maanden gevangenisstraf, waarvan drie maanden voorwaardelijk. Het hof heeft echter de verdachte vrijgesproken van de andere twee ten laste gelegde woninginbraken, omdat het bewijs daarvoor onvoldoende was. De uitspraak is gedaan na een grondige beoordeling van de bewijsstukken en de verklaringen van de verdachte en de benadeelde partijen. Het hof heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van de woninginbraken op de slachtoffers. De vordering van de benadeelde partij is toegewezen, waarbij de verdachte is verplicht om schadevergoeding te betalen. Het hof heeft de verbeurdverklaring van in beslag genomen goederen gelast, die zijn gebruikt bij de gepleegde misdrijven.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005501-14
Parketnummers: 09-818994-14 en 09-837233-14
Datum uitspraak: 4 juni 2015
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 4 december 2014 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1976,
[adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Haaglanden – Huis van Bewaring te Zoetermeer.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 21 mei 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en onder de bijzondere voorwaarden zoals nader vermeld in het vonnis waarvan beroep. Voorts is een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij en de in beslag genomen voorwerpen.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 12 augustus 2014 te Katwijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan de [adres aangevers 1 en 2] heeft weggenomen een fotocamera en/of een geldbedrag en/of één of meerdere horloge(s) van het merk/de merken Tommy Hilfiger en/of Diesel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1] en/of [aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) het cilinderslot en/of de slotplaat in de voordeur van voornoemde woning verbroken/verwijderd/geforceerd;
2:
hij op of omstreeks 05 augustus 2014 te Katwijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [adres aangever 3] heeft weggenomen
- een computer (merk Iliyama) en/of
- een digitale fotocamera (merk Lumix) en/of
- een versterker (merk NAD) en/of
- een keyboard (merk Logitec) en/of
- een gitaar (merk Epiphone) en/of
- een afstandsbediening en/of
- één of meerdere mes(sen) en/of
- één of meerdere siera(a)d(en),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) het cilinderslot en/of de slotplaat in de voordeur van voornoemde woning verbroken/verwijderd/geforceerd;
3:
hij op of omstreeks 31 juli 2014 te Katwijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [adres aangever 4] heeft weggenomen een geldbedrag (ter waarde van ongeveer 150 euro) en/of een filmcamera (merk Canon) en/of een tablet (merk Samsung, type Galaxy) en/of een laptop en/of een navigatiesysteem (merk TOMTOM) en/of een dvdspeler (merk Sharp) , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (met kracht) de deur van voornoemde woning open getrapt/geschopt/geduwd;
4 primair:
hij op of omstreeks 30 juli 2014 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [adres aangever 5] heeft weggenomen
- één of meerdere spelcomputer(s) (te weten een Playstation 3 en/of een WII) en/of
- één of meerdere computerspel(len) en/of
- een kluis met toebehoren (te weten waardepapieren) en/of
- een creditcard en/of
- een geldbedrag van 50 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik te hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, immers heeft hij, verdachte de voordeur van voornoemde woning opengebroken;
4 subsidiair:
hij op of omstreeks 30 juli 2014 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg en/of te 's-Gravenhage, althans in Nederland, een Playstation 3 en/of één of meerdere computerspel(len) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde playstation en/of computerspel(len) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 2 en 3 ten laste gelegde diefstallen. Het hof overweegt daartoe dat de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen onvoldoende steun bieden om tot een bewezenverklaring te komen van het medeplegen van deze woningbraken dan wel dat alleen de verdachte deze woninginbraken zou hebben gepleegd. De verdachte behoort derhalve te worden vrijgesproken van het onder 2 en 3 ten laste gelegde.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 4 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 12 augustus 2014 te Katwijk tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres aangevers 1 en 2] heeft weggenomen een fotocamera en een geldbedrag en horloges van de merken Tommy Hilfiger en Diesel, toebehorende aan [aangever 1] en/of [aangever 2], zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft door middel van braak, immers hebben verdachte en zijn mededader het cilinderslot en de slotplaat in de voordeur van voornoemde woning verbroken;
4 primair:
hij op 30 juli 2014 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres aangever 5] heeft weggenomen
- spelcomputers (te weten een Playstation 3 en een WII) en
- computerspellen en
- een kluis met toebehoren (te weten waardepapieren)en
- een creditcard en
- een geldbedrag van 50 euro, toebehorende aan [aangever 5], zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft door middel van braak, immers heeft hij, verdachte, de voordeur van voornoemde woning opengebroken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Door de raadsman van de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 4 primair ten laste gelegde woninginbraak, nu – kort weergegeven – er geen enkele aanwijzing bestaat voor de betrokkenheid van de verdachte bij de inbraak.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op 30 juli 2014 omstreeks 16.00 uur werd [aangever 5] gebeld door zijn vriendin dat er was ingebroken in zijn woning. Uit zijn woning waren diverse goederen weggenomen, waaronder een Playstation.
Uit nader onderzoek is gebleken dat de Playstation van aangever op 30 juli 2014 te 13:46:44 uur te koop is aangeboden bij Cash Converters door de verdachte.
Het hof is van oordeel dat, gelet op het korte tijdsverloop tussen de inbraak en het verkopen van de Playstation aan de Cash Converters, het niet anders kan zijn dan dat de verdachte deze inbraak heeft gepleegd. De verklaring van de verdachte, dat hij op verzoek van een voor hem onbekende man, die hij toevallig bij Cash Converters tegenkwam, de Playstation 3 heeft ingeleverd, omdat de man geen legitimatie bij zich had, acht het hof niet aannemelijk. De verdachte heeft dit op geen enkele wijze onderbouwd. De verklaring van verdachte is eens te meer onaannemelijk gelet op het volgende: de verdachte heeft naast de Playstation ook nog drie spellen en een console aan Cash Converters verkocht. Bij de woninginbraak bij aangever waren eveneens dergelijke voorwerpen weggenomen. De verdachte heeft over het verkopen van deze voorwerpen verklaard dat het hem niet bekend is dat hij deze voorwerpen aan Cash Converters heeft geleverd.
Het hof is derhalve, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat het onder 4 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 4 primair bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd behoudens ten aanzien van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee woninginbraken. Woninginbraken veroorzaken niet alleen materiële schade, maar maken ook inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is algemeen bekend dat woninginbraken nog lange tijd voor gevoelens van angst en onveiligheid kunnen zorgen bij zowel de bewoners van de betreffende woningen als bij de buurtbewoners. Bij één van beide woninginbraken hebben de bewoners de verdachte en zijn medeverdachte in hun huis getroffen. Verdachte heeft geen rekening gehouden met deze gevolgen, maar heeft alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 7 mei 2015, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke en andersoortige strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
In de reclasseringsrapportages van 21 april 2015 en 31 oktober 2014, adviseert de reclassering naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een deels voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte aangegeven hulp nodig te hebben. Het hof zal dan ook voornoemd advies overnemen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een gevangenisstraf van na te melden duur, waarvan een gedeelte voorwaardelijk, een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding [aangever 2]
In het onderhavige strafproces heeft [aangever 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 320,93.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot een bedrag van € 320,93.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte niet betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade (reiskosten, zijnde kosten in de zin van artikel 6:96 lid 2 sub c. BW) is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 augustus 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor hoofdelijke toewijzing tot een bedrag van € 300,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 augustus 2014 tot aan de dag der algehele voldoening. Het meer gevorderde behoort te worden afgewezen.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [aangever 2]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 311,93 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [aangever 2].
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Beslag
Ten aanzien van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals deze vermeld zijn onder de nummers 1, 2, 3, 4, en 5 op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zal het hof de verbeurdverklaring gelasten, nu dit voorwerpen zijn met behulp waarvan het onder 1 bewezen verklaarde is begaan of voorbereid en aangezien deze voorwerpen zijn bestemd tot het begaan van de onder 1 en 4 primair bewezen verklaarde misdrijven.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24, 33, 33a, 36f, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 4 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 4 primair bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
13 (dertien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
  • verplicht is zich gedurende de proeftijd te melden bij GGZ Reclassering Palier te Den Haag op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • gedurende de proeftijd, zo frequent en zo lang de Reclassering dat nodig acht, verplicht is mee te werken aan urineonderzoek;
  • gedurende de proeftijd, indien de Reclassering dat nodig acht, zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een dagbestedingsproject, waarbij de veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan de veroordeelde zullen worden gegeven;
Geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op de voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop deze gelijk wordt aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf.

Vordering van de benadeelde partij [aangever 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 2] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 311,93 (driehonderdelf euro en drieënnegentig cent) bestaande uit € 11,93 (elf euro en drieënnegentig cent) materiële schade en € 300,00 (driehonderd euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële en immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 12 augustus 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever 2], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 311,93 (driehonderdelf euro en drieënnegentig cent) bestaande uit € 11,93 (elf euro en drieënnegentig cent) materiële schade en € 300,00 (driehonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
6 (zes) dagenhechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële en immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 12 augustus 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals deze vermeld zijn onder de nummers 1, 2, 3, 4, en 5 op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Dit arrest is gewezen door mr. J.W. van Rijkom,
mr. A.A. Schuering en mr. E.C. van Veen, in bijzijn van de griffier mr. L.E.M. Meekenkamp.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 4 juni 2015.