ECLI:NL:GHDHA:2015:1407

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
20 maart 2015
Publicatiedatum
8 juni 2015
Zaaknummer
22-004104-14
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor belaging met bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 11 september 2014. De verdachte, geboren in voormalig Joegoslavië, werd beschuldigd van belaging van een vrouw, aangeduid als [persoon 1]. Gedurende een periode van meer dan zes maanden heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Dit omvatte het zich ophouden in de nabijheid van haar woning, haar op straat aanspreken, achtervolgen en het maken van bedreigende geluiden. De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg vrijgesproken van enkele ten laste gelegde feiten, maar veroordeeld tot een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden, waaronder een contactverbod en een locatieverbod.

In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks eerdere veroordelingen voor vergelijkbare feiten, zijn gedrag niet heeft veranderd. De verdachte heeft de aangeefster herhaaldelijk lastiggevallen, wat leidde tot psychische druk en angst bij het slachtoffer. Het hof heeft de argumenten van de verdediging verworpen, waarbij werd gesteld dat de gedragingen van de verdachte niet als stelselmatig konden worden gekwalificeerd. Het hof oordeelde dat de handelingen van de verdachte wel degelijk gericht waren op de aangeefster en dat er sprake was van een motief, namelijk rancune vanwege eerdere juridische conflicten.

Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van twee jaar en de eerder opgelegde bijzondere voorwaarden. De beslissing is genomen met inachtneming van de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer. Het hof heeft benadrukt dat de persoonlijke levenssfeer verder reikt dan de voordeur en dat indringende inbreuken op de persoonlijke levenssfeer, ook in het openbare leven, niet zijn toegestaan. De uitspraak is gedaan in het belang van zowel de verdachte als de samenleving, met het oog op preventie van herhaling van dergelijk gedrag.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004104-14
Parketnummer: 09-817750-14
Datum uitspraak: 20 maart 2015
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 11 september 2014 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [plaats] (voormalig Joegoslavië) op
[dag] 1975,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 6 maart 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 en 2 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van twee jaren met reclasseringstoezicht en als bijzondere voorwaarden een contactverbod en een lokatieverbod als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is met inachtneming van het vorenstaande na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg ten laste gelegd dat:
3:
hij in of omstreeks de periode van 02 september 2013 tot en met
18maart 2014 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [persoon 1], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [persoon 1], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen,
door meermalen, althans eenmaal (telkens):
- zich op te houden in de nabijheid van de woning van die [persoon 1] en/of daarbij die [persoon 1] in die woning te observeren en/of
- op die [persoon 1] (op straat) af te lopen en/of
- die [persoon 1] (op straat) aan te spreken en/of te achtervolgen en/of tegen die [persoon 1] aan te lopen en/of hijgende en/of lachende en/of fluitende en/of stampende en/of sissende geluiden, in ieder geval geluiden, te maken naar die [persoon 1].
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
3:
hij in
of omstreeksde periode van 02 september 2013 tot en met
18maart 2014 te Rotterdam,
in elk geval in Nederland,wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [persoon 1],
in elk geval van een ander,met het oogmerk die [persoon 1],
in elk geval die anderte dwingen iets te
doen, niet te doen, tedulden en/of vrees aan te jagen,
door meermalen
, althans eenmaal(telkens):
- zich op te houden in de nabijheid van de woning van die [persoon 1]
en/of daarbij die [persoon 1] in die woning te observerenen
/of
- op die [persoon 1] (op straat) af te lopen en
/of
- die [persoon 1] (op straat) aan te spreken en/of te achtervolgen en/of tegen die [persoon 1] aan te lopen en/of hijgende en/of lachende en/of fluitende en/of stampende en/of sissende geluiden
, in ieder geval geluiden,te maken naar die [persoon 1].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Gevoerd verweer
Namens de verdachte is bij pleidooi aangevoerd dat de verdachte van het onder 3 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken omdat het weliswaar de beleving van aangeefster is dat zij door de verdachte wordt belaagd, maar dat, voorzover de ten laste gelegde gedragingen al bewezen kunnen worden, daarmee nog niet gegeven is - nu het om de openbare weg gaat - dat sprake is van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer.
Het hof overweegt het volgende.
Uit de feiten en omstandigheden valt af te leiden dat het niet alleen de perceptie van aangeefster is dat zij door de verdachte werd gestalkt maar dat de handelingen van de verdachte wel degelijk waren gericht op aangeefster en dat de verdachte daar ook een motief voor had. Uit het dossier zoals daarvan is gebleken tijdens het onderzoek ter terechtzitting komt immers naar voren dat sprake is van een zekere rancune bij de verdachte jegens aangeefster nu zij er in zijn ogen voor had gezorgd dat in de voorafgaande strafzaak (ook in verband met stalking van deze aangeefster) zijn hond bij hem is weggehaald.
Voorts moet ook op grond van de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, op grond van de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van aangeefster worden geconcludeerd dat sprake is van stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer. Zo kwam de verdachte op 2 september 2013 snel op haar aflopen en liet hij haar opzettelijk schrikken door vlak voor haar te gaan staan en met zijn voeten hard op de grond te stampen. Vervolgens liep hij een stuk met haar mee en lachte hij op een rare manier. De volgende dag stond de verdachte haar heel hard in de nek te hijgen toen zij de honden uitliet en kwam hij heel dicht bij haar lopen. Op 10 september 2013 liep aangeefster op de Heemraadssingel toen zij een sissend geluid hoorde. Zij keek op en zag dat verdachte naast haar liep. In oktober 2013 stond de verdachte haar twee keer bij de metro op te wachten toen zij uit haar werk kwam en bleef hij al hijgend en stampvoetend achter haar aan lopen. Ook op 22 november 2013 en op 13, 14 en 15 december 2013 achtervolgde hij haar. Hij floot en stampte, maakte sissende geluiden en liep de hele dag langs haar woning. Op 14 december 2013 stootte de verdachte met een harde klap tegen haar aan in de supermarkt waar zij en haar echtgenoot op dat moment winkelden en zei daarbij: ‘Alles goed vuile vieze varkens’. Op 18 december 2013 liep aangeefster op de Heemraadssingel toen de verdachte haar met zijn schouder en bovenarm hard opzij duwde. In januari 2014 liep de verdachte diverse keren rondjes langs haar woning en op 8 maart 2014 merkte aangeefster en haar vriendin dat de verdachte aan het fluiten was en hen volgde. Hij liep vlak achter hen.
Het hof is – mede gelet op de wetsgeschiedenis op dit punt [1] -van oordeel dat de persoonlijke levenssfeer verder reikt dan de voordeur en ‘dat men een redelijke verwachting van die bescherming (van die persoonlijke levenssfeer, hof) moet hebben. Daaruit volgt dat die verwachting in de omgeving van het eigen huis sterker is dan op de openbare weg. Toch dient men onbevangen zichzelf te kunnen zijn in het openbare leven. Dus al te indringende inbreuken op de persoonlijke levenssfeer zijn ook daar niet toegestaan.’
Gelet op het vorenstaande verwerpt het hof dan ook het gevoerde verweer.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

belaging.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarden een contactverbod en een lokatieverbod zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich gedurende ruim zes maanden schuldig gemaakt aan belaging, zoals in de bewezenverklaring nader omschreven. Hij heeft [persoon 1] lastiggevallen door zich onder andere in de nabijheid van haar woning op te houden, haar op straat aan te spreken, haar op straat te achtervolgen en daarbij allerlei geluiden naar haar te maken. Hij heeft zodoende herhaaldelijk inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Uit de verklaring van aangeefster komt naar voren dat zij daarom niet goed meer naar buiten durfde te gaan zonder telkens over haar schouder te moeten kijken omdat zij bang was de verdachte tegen te komen. Dit leverde psychische druk op bij aangeefster en als gevolg hiervan voelde zij zich tenslotte een gevangene in haar eigen huis.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 19 februari 2015, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor belaging van nota bene hetzelfde slachtoffer als in de onderhavige zaak. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Gebleken is dat de verdachte zich goed heeft gehouden aan de oorspronkelijk als schorsingsvoorwaarden opgelegde gebieds-en contactverboden.
Het opleggen van een verplicht reclasseringscontact acht het hof niet nodig. Het toezicht op de naleving van de op te leggen bijzondere voorwaarden is voldoende gewaarborgd bij het Openbaar Ministerie.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat, gelet op de speciale en generale preventie, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur met de bijzondere voorwaarden als hierna nader omschreven een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde zoals hiervoor overwogen heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf
niet ten uitvoerzal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt
of
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken
of
geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat het de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd verboden is contact te leggen of te laten leggen met [persoon 1], geboren op 3 april 1949.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat het de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd verboden is zich te bevinden op de Heemraadssingel te Rotterdam, zolang dit het GBA-adres is van [persoon 1].
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de eventuele tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door mr. R.M. Bouritius,
mr. J.T.F.M. van Krieken en mr. T.B. Trotman, in bijzijn van de griffier mr. M.J.J. van den Broek.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 maart 2015.
Mr. J.T.F.M. van Krieken is buiten staat dit arrest te ondertekenen.

Voetnoten

1.EK 1999-2000, 25 768, nr. 67a, p. 6.