ECLI:NL:GHDHA:2015:1410

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
3 maart 2015
Publicatiedatum
8 juni 2015
Zaaknummer
22-003804-13
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van portemonnee van 81-jarige vrouw met gebruik van geraffineerde methoden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 3 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1976 in Bulgarije en thans zonder bekende woon- of verblijfplaats, is beschuldigd van diefstal van een portemonnee van een 81-jarige vrouw op 22 mei 2013 te Rotterdam. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan deze diefstal op geraffineerde wijze, wat heeft geleid tot een gevangenisstraf van vier weken.

In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, maar tegen dit vonnis is hoger beroep ingesteld. Tijdens de zittingen heeft de raadsvrouw van de verdachte betoogd dat de verklaringen van de verdachte uitgesloten moesten worden van het bewijs op grond van de Salduz-jurisprudentie, omdat de verdachte de Nederlandse taal niet goed machtig was. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte voldoende was geïnformeerd over haar recht op rechtsbijstand en dat haar verklaringen in voldoende mate door andere bewijsmiddelen konden worden onderbouwd.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de portemonnee met inhoud heeft weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat meegewogen is in de strafmaat. Het hof heeft uiteindelijk besloten om de gevangenisstraf te verlagen tot vier weken, mede omdat het slachtoffer de portemonnee terug heeft gekregen zonder financiële schade. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen en de beslissing is genomen in het belang van de rechtsgang.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003804-13
Parketnummer: 10-093723-13
Datum uitspraak: 3 maart 2015
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 28 augustus 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [dag] 1976 te [plaats] (Bulgarije),
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 17 februari 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 22 mei 2013 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee (met inhoud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 22 mei 2013 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een portemonnee (met inhoud), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, immers heeft zij, verdachte,
- die portemonnee (met inhoud) uit de/een jaszak (van die door [persoon 1] gedragen jas) weggenomen en/of
- ( vervolgens) nadat was opgemerkt dat zij, verdachte, die portemonnee uit de/een jaszak (van die door die [persoon 1] gedragen jas) had weggenomen, die portemonnee (vervolgens) op de grond gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Overwegingen ten aanzien van het Salduz-verweer
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verklaringen die de verdachte bij haar voorgeleiding op 22 mei 2013 en het daarop volgende verhoor heeft afgelegd, op grond van de Salduz-jurisprudentie van het bewijs dienen te worden uitgesloten, hetgeen tot vrijspraak van de verdachte zou dienen te leiden. Daartoe heeft de raadsvrouw aangevoerd – zakelijk weergegeven - dat de verdachte de Nederlandse taal niet machtig is en dat zij gelet hierop niet geacht kan worden bij haar aanhouding welbewust en ondubbelzinnig afstand te hebben gedaan van haar recht op consultatiebijstand.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit het dossier blijkt dat de verdachte bij haar aanhouding op 22 mei 2013 op het Afrikaanderplein te Rotterdam is gewezen op het haar toekomende recht op consultatiebijstand. Blijkens dit proces-verbaal heeft de verdachte aangegeven geen advocaat te willen consulteren (proces-verbaalnummer PL1710 2013154929-2). Nadien, bij haar voorgeleiding en het daarop volgende verhoor, is de verdachte niet opnieuw op het recht op consultatiebijstand gewezen.
In het proces-verbaal van voorgeleiding is gerelateerd dat de hulpofficier van justitie zich ervan heeft vergewist of de verdachte de Nederlandse taal dusdanig begreep en verstond dat de voorgeleiding op correcte wijze kon plaatsvinden. De verdachte gaf aan dat zij begreep wat de hulpofficier van justitie tegen haar zei en dat zij de hulpofficier van justitie goed verstond. Voorts is gerelateerd dat zij in het Nederlands een verklaring van één korte zin heeft afgelegd (proces-verbaalnummer PL1710 2013154929-7).
Het dossier bevat verdere aanwijzingen dat de verdachte de Nederlandse taal niet goed beheerst. Zij is immers van Bulgaarse afkomst en heeft verklaard dat ze 5 of 6 jaar (dus relatief korte tijd) in Nederland is en aldaar schoonmaakwerk verricht (derhalve werk waarvoor het gebruik van taal zeer beperkt nodig is), niet zo goed Nederlands kan praten, ongeletterd is en voorts heeft het verhoor van de verdachte plaatsgevonden met behulp van een Bulgaarse tolk.
Gelet op het vorenstaande en op het belang van het recht op rechtsbijstand zoals ook blijkt uit de Salduz-jurisprudentie, had naar het oordeel van het hof op enig moment voorafgaand aan het verhoor, met behulp van een tolk bij de verdachte moeten worden nagegaan of zij bij haar aanhouding, een korte emotionele gebeurtenis op straat, heeft begrepen wat het recht op consultatiebijstand en afstand daarvan inhoudt en of zij daarvan ook daadwerkelijk afstand wenste te doen.
Door dit achterwege te laten is het hof, met de raadsvrouw, van oordeel dat in strijd is gehandeld met de eisen die voortvloeien uit de uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak Salduz en de daarop voortbouwende uitspraken en de daarop gebaseerde jurisprudentie van de Hoge Raad, hetgeen tot gevolg heeft dat de in genoemde verhoren afgelegde verklaringen van de verdachte niet voor het bewijs kunnen worden gebezigd.
Verdachtes betrokkenheid bij het haar tenlastegelegde blijkt naar het oordeel van het hof evenwel in voldoende mate uit de overige zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen, zodat het hof wel tot een bewezenverklaring komt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op
of omstreeks22 mei 2013 te Rotterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee (met inhoud),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [persoon 1]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het primair bewezen verklaarde levert op:

diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich op geraffineerde wijze schuldig gemaakt aan diefstal van een portemonnee van een ten tijde van het feit 81-jarige vrouw. Daarmee heeft zij blijk gegeven van gebrek aan respect voor andermans eigendommen. Zakkenrollerij is een ergerlijke vorm van criminaliteit. Het hof weegt daarbij zwaar dat de verdachte kennelijk bewust bij de marktkraam een oude vrouw als slachtoffer heeft uitgezocht en daarmee misbruik van de kwetsbaarheid van dit slachtoffer heeft gemaakt.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 2 februari 2015, waaruit blijkt dat de verdachte eerder meer dan eens onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten. Dat heeft haar er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is van oordeel dat voor het onderhavige feit in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van de duur als door de advocaat-generaal gevorderd een passende reactie vormt. Een dergelijke straf zou bovendien ook passen bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting inzake zakkenrollerij bij recidive van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Het hof ziet in het onderhavige geval evenwel aanleiding om daarvan enigszins af te wijken, nu de portemonnee (met inhoud) door oplettend optreden van het slachtoffer zelf weer aan haar kon worden teruggegeven en er in het onderhavige geval derhalve geen (financiële) schade is ontstaan.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Dit arrest is gewezen door mr. A.J.M. Kaptein,
mr. T.B. Trotman en mr. H.W. Samson-Geerlings, in bijzijn van de griffier mr. S.N. Keuning.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 3 maart 2015.
Mr. H.W. Samson-Geerlings is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.