ECLI:NL:GHDHA:2015:1419

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
24 februari 2015
Publicatiedatum
8 juni 2015
Zaaknummer
22-003479-13
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep openlijke geweldpleging tegen politieagent

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 24 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte was beschuldigd van openlijke geweldpleging tegen een politieagent en andere personen op 7 september 2011 in Noordwijkerhout. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de ten laste gelegde feiten had begaan. Het hof verklaarde het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging ten aanzien van feit 2 en sprak de verdachte vrij van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. De vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen werden afgewezen, omdat de verdachte werd vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de mishandeling van de betrokken politieagenten en andere personen. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003479-13
Parketnummer: 09-242188-11
Datum uitspraak: 24 februari 2015
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 29 juli 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte]

geboren te [plaats] op [dag] 1986,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 10 februari 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is het openbaar ministerie ter zake van het onder 2 ten laste gelegde niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging. De verdachte is vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. De vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen zijn afgewezen.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Blijkens de appelmemorie komt het openbaar ministerie in hoger beroep slechts op tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraak voor feit 1. Ten aanzien van de niet-ontvankelijkheid voor wat betreft feit 2 zijn ook ter terechtzitting in hoger beroep geen grieven ingediend.
Derhalve zal het hof ambtshalve het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren in de vervolging van feit 2.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover aan het oordeel van het hof is onderworpen en na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 september 2011 te Noordwijkerhout met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Herenweg, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [persoon 1] (agent bij Politie Hollands Midden) en/of [persoon 4] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3], welk geweld bestond uit het meerdere malen, althans één maal, in het gezicht, althans tegen het hoofd, stompen en/of slaan van [persoon 2] en/of [persoon 4] en/of het (hard) tegen de grond gooien, althans tegen de grond duwen van [persoon 3] en/of het geven van een kopstoot aan [persoon 1];
subsidiair:
hij op of omstreeks 7 september 2011 te Noordwijkerhout opzettelijk meerdere personen heeft mishandeld, te weten [persoon 2] en/of [persoon 3] en/of [persoon 1] en/of [persoon 4], immers heeft hij, verdachte
- die [persoon 2] meerdere malen, althans eenmaal tegen het gezicht geslagen en/of
- die [persoon 3] met kracht geduwd waardoor die [persoon 3] ten val kwam en/of
- die [persoon 1] een kopstoot gegeven en/of
- die [persoon 4] tegen het gezicht/de mond geslagen
Waardoor deze personen letsel hebben gekomen en/of pijn hebben ondervonden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verachte ter zake van het subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis.
Vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde is het hof – met de advocaat-generaal en de verdediging – van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde overweegt het hof het volgende.
De ten laste gelegde mishandeling van [persoon 2] en [persoon 1]
Het hof heeft op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep vastgesteld dat de verdachte op 7 september 2011 met vrienden in Noordwijkerhout was waar een feestweek gaande was. In het vriendengroepje van de verdachte werd een van de jongens, genaamd [naam], die een bekertje bier in zijn hand had, door twee gemeentelijke opsporingsambtenaren (GOA’s) erop aangesproken dat dat verboden was (getuige [persoon 5], blz. 62 t/m 64). De getuige duidt de twee GOA’s aan als ‘de oudere’ respectievelijk ‘de kale’ GOA. Uit de overige stukken van het dossier maakt het hof op dat hiermee wordt gedoeld op [persoon 3], respectievelijk [persoon 2]. Naar uit de verklaring van [persoon 5] blijkt pakte [persoon 2] het bekertje bier uit de handen van [naam] en gooide het leeg. Naar de getuige later had gehoord (en overigens door de getuige [persoon 6] wordt bevestigd, blz. 65 t/m 67) kwam daarbij bier terecht op de voeten of de broek van de verdachte. Als reactie hierop - aldus de getuige [persoon 5] - maakte de verdachte een beweging met zijn arm, waarbij hij [persoon 2] raakte. Volgens [persoon 5] ging dit niet hard en had de verdachte ook niet de bedoeling om [persoon 2] pijn te doen. Ook de getuige [persoon 6] heeft verklaard dat de verdachte als reactie op het feit dat hij bier over zijn voeten kreeg met zijn arm een zwaaibeweging heeft gemaakt, maar niet hard en volgens de getuige ook niet bewust.
Het hof is van oordeel dat uit het vorenstaande niet buiten redelijke twijfel is komen vast te staan dat de verdachte het opzet heeft gehad op het toebrengen van pijn en/of letsel aan [persoon 2] zodat de verdachte, wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs, daarvan dient te worden vrijgesproken.
Uiteindelijk is de verdachte aangehouden en zijn bij hem transportboeien omgedaan. De verdachte lag geboeid met zijn buik op de grond. Verbalisant [persoon 1] heeft verklaard dat hij op zijn knieën op de grond zat, aan de rechterzijde van de verdachte, en dat de verdachte aan hem kenbaar maakte dat hij wilde zitten, net als zijn maat [het hof begrijpt: de broer van de verdachte], die inmiddels geboeid op zijn knieën zat. Daarbij heeft de verdachte met zijn hoofd naar achteren bewogen, waardoor hij, [persoon 1], werd geraakt (processen-verbaal van bevindingen, blz. 28 t/m 29 en blz. 45 t/m 46).
Het hof is van oordeel dat uit het vorenstaande niet is komen vast te staan dat de verdachte bij het naar achteren bewegen van zijn hoofd opzet heeft gehad op het toebrengen van pijn en/of letsel aan [persoon 1], zodat de verdachte, wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs, daarvan dient te worden vrijgesproken.
De ten laste gelegde mishandeling van [persoon 3]
Uit de verklaring van de getuige [persoon 7] (blz. 51 t/m 52) en de ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring van de getuige [persoon 8] blijkt dat de oudere GOA, [persoon 3], door toedoen van een persoon gekleed in een witte jas, dan wel een lichtkleurig(e) jas of vest met capuchon, op de grond is terechtgekomen. Uit meerdere verklaringen in het dossier is echter naar voren gekomen dat de verdachte op de betreffende avond een (bruin of groen) T-shirt aan had, zodat de verdachte niet past in het opgegeven signalement van de dader. Het hof trekt hieruit de conclusie dat het niet de verdachte is geweest die [persoon 3] heeft geduwd waardoor deze ten val is gekomen, zodat de verdachte wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs van dit feit dient te worden vrijgesproken.
De ten laste gelegde mishandeling van [persoon 4]
Het hof is van oordeel dat uit de aangifte van verbalisant [persoon 4] niet ondubbelzinnig valt op te maken dat het de verdachte is geweest die hem op zijn lip heeft geslagen, terwijl dit ook niet blijkt uit enig ander bewijsmiddel.
Derhalve is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden om tot een bewezenverklaring van dit feit te komen, zodat de verdachte ook hiervan behoort te worden vrijgesproken.
Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde te komen. Derhalve zal de verdachte daarvan worden vrijgesproken.
Vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen
In eerste aanleg hebben [persoon 2], [persoon 3], [persoon 1] en [persoon 4] zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn door de rechtbank afgewezen.
[persoon 1], [persoon 3] en [persoon 2] hebben zich in hoger beroep opnieuw als benadeelde partij gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering. [persoon 4] heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd, zodat diens vordering tot schadevergoeding niet meer aan de orde is.
Het hof is van oordeel dat, nu de verdachte ter zake van het primair en subsidiair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken, de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in de vordering.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart het
openbaar ministerie niet-ontvankelijkin de vervolging ten aanzien van feit 2.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en
spreekt de verdachtedaarvan
vrij.
Verklaart de benadeelde partij
[persoon 2]in haar vordering tot schadevergoeding
niet-ontvankelijk.
Verklaart de benadeelde partij
[persoon 3]in haar vordering tot schadevergoeding
niet-ontvankelijk.
Verklaart de benadeelde partij
[persoon 1]in haar vordering tot schadevergoeding
niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door mr. A.M.P. Gaakeer,
mr. M.C.R. Derkx en mr. M.J.J. van den Honert, in bijzijn van de griffier mr. S. Imami.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 24 februari 2015.