ECLI:NL:GHDHA:2015:1425

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
10 maart 2015
Publicatiedatum
8 juni 2015
Zaaknummer
22-001526-14
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot inbraak en bedreiging van politieambtenaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 10 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte is beschuldigd van een poging tot inbraak in een woning en van bedreiging van een politieambtenaar. De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot inbraak, waarbij hij op heterdaad is aangehouden. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich buiten de wil van de rechthebbende in de woning bevond en dat hij zich toegang heeft verschaft door middel van braak. De verdachte is eerder in eerste aanleg veroordeeld tot een taakstraf, maar het hof heeft deze veroordeling vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 47 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast is er een taakstraf van 120 uren opgelegd, subsidiair 60 dagen hechtenis.

De verdachte heeft in hoger beroep verweer gevoerd tegen de bewijsvoering, met name met betrekking tot de OVC-gesprekken en de pleegdatum van de inbraak. Het hof heeft deze verweren verworpen, onder andere omdat de verdachte niet ter terechtzitting in hoger beroep is verschenen en zijn raadsvrouw geen toestemming heeft gekregen om zich uit te laten over zijn persoonlijke omstandigheden. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de samenleving in overweging genomen bij het bepalen van de straffen. De verdachte heeft blijk gegeven van een gebrek aan respect voor andermans eigendom en heeft gevoelens van onveiligheid veroorzaakt door zijn handelen. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal grotendeels overgenomen, maar heeft besloten om geen reclasseringstoezicht op te leggen, omdat de verdachte heeft aangegeven dat hij dit niet nodig acht.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001526-14
Parketnummers: 09-819256-13 en 09-827057-13
Datum uitspraak: 10 maart 2015
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 26 maart 2014 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [dag] 1994 te [plaats] (Turkije),
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 24 februari 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 3 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, waarvan 30 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en een meldplicht. Voorts zijn de geschorste bevelen tot voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraak ter zake van het onder 3 ten laste gelegde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 augustus 2013 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning ([adres]), gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, terwijl verdachte zich daar buiten weten van de rechthebbende bevond, weg te nemen geld en/of goederen van hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen:
- zich naar voornoemde woning heeft begeven en/of
- met één of meer schroevendraaiers en/of breekijzers een raam heeft geforceerd en/of
- door die raamopening de woning (deels) zijn binnengegaan en/of
- aldaar meerdere kasten heeft geopend en/of doorzocht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 11 juli 2013 te 's-Gravenhage [persoon 2] (hoofdagent van politie Haaglanden) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [persoon 2] dreigend de woorden toegevoegd :"geef mij jouw telefoonnummer, dan wacht ik jou op als je naar huis gaat en dan pak ik je" en/of "ik maak geen grapjes het interesseert mij niet, ik pak jou wanneer je naar huis gaat" en/of "ik wacht tot jij vrij bent. Ik volg jou tot je huis. Jij wil zo met mij spelen, ik ga ook met jou spelen" en/of “Als krijg ik tien jaar en ik kom weer vrij” "ik sta weer voor het bureau op jou te wachten" en/of “Ooit kom je de verkeerde tegen en dan ga je liggen” en daarbij met zijn hand een horizontale zwaaiende beweging gemaakt, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op of omstreeks 11 juli 2013 te 's-Gravenhage, toen (een) aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtena(a)r(en) (te weten [persoon 2], hoofdagent van politie Haaglanden en/of [persoon 3], agent van politie Haaglanden) verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en), had(den) aangehouden en had(den) vastgegrepen, althans vast had(den), teneinde verdachte ter geleiding voor een hulpofficier van justitie over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen eerstgenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, heeft verzet door
- te rukken en/of te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die ambtena(a)r(en) verdachte trachtte te geleiden en/of
- die [persoon 2] een klap tegen de rug te geven.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks15 augustus 2013 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning ([adres]), gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, terwijl verdachte zich daar buiten weten van de rechthebbende bevond, weg te nemen geld en/of goederen van hun gading,
geheel of ten deletoebehorende aan [persoon 1],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen
en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/hun bereik te brengendoor middel van braak
, verbrekingen
/ofinklimming, met
een of meer vanzijn mededader
(s
), althans alleen:
- zich naar voornoemde woning heeft begeven en
/of
- met
één of meerschroevendraaiers
en/of breekijzerseen raam heeft geforceerd en
/of
- door die raamopening de woning
(deels)isbinnengegaan en
/of
- aldaar meerdere kasten heeft geopend en/of doorzocht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op
of omstreeks11 juli 2013 te 's-Gravenhage [persoon 2] (hoofdagent van politie Haaglanden) heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althansmet zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [persoon 2] dreigend de woorden toegevoegd :"geef mij jouw telefoonnummer, dan wacht ik jou op als je naar huis gaat en dan pak ik je" en
/of"ik maak geen grapjes het interesseert mij niet, ik pak jou wanneer je naar huis gaat" en
/of"ik wacht tot jij vrij bent. Ik volg jou tot je huis. Jij wil zo met mij spelen, ik ga ook met jou spelen" en
/of“Als krijg ik tien jaar en ik kom weer vrij” "ik sta weer voor het bureau op jou te wachten" en
/of“Ooit kom je de verkeerde tegen en dan ga je liggen” en daarbij met zijn hand een horizontale zwaaiende beweging gemaakt, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op
of omstreeks11 juli 2013 te 's-Gravenhage, toen
(een
)aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtena
(a
)r
(en)(te weten [persoon 2], hoofdagent van politie Haaglanden
en/of [persoon 3], agent van politie Haaglanden) verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekt
(e
)strafba
(a)r
(e
)feit
(en
), had
(den)aangehouden en had
(den)vastgegrepen,
althans vast had(den),teneinde verdachte ter geleiding voor een hulpofficier van justitie over te brengen naar een politiebureau, zich met geweld tegen eerstgenoemde opsporingsambtena
(a
)r
(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn
/haar/hunbediening, heeft verzet door
- te rukken en/of te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin die ambtena
(a
)r
(en)verdachte trachtte te geleiden
en/of
- die [persoon 2] een klap tegen de rug te geven.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Verweren
Ter zake van het onder 1 ten laste gelegde
OVC-gesprekken
Ter terechtzitting in hoger beroep is door de raadsvrouw bepleit dat het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 maart 2014 met betrekking tot de OVC-gesprekken van het bewijs dient te worden uitgesloten, nu de desbetreffende informatie onrechtmatig is verkregen. Nu het hof het betreffende proces-verbaal niet voor het bewijs zal bezigen behoeft het verweer geen nadere bespreking.
Pleegdatum
Door de raadsvrouw is voorts bepleit dat de verdachte van het ten laste gelegde behoort te worden vrijgesproken, nu de diefstal blijkens de aangifte in de periode tussen 19 juli 2013 en 3 augustus 2013 zou zijn gepleegd en de verdachte op 15 augustus 2013 op heterdaad is aangehouden. Gelet op het feit dat de buurman van de aangeefster op 15 augustus 2013 heeft verklaard dat de aangeefster op vakantie was en de politie op die datum niemand in de woning aantrof, is het hof -met de rechtbank- van oordeel dat de datum 3 augustus 2013 zoals vermeld in de aangifte niet juist kan zijn en dat er sprake is van een kennelijke verschrijving. Mede gelet op de datum van de aangifte gaat het hof er van uit dat kennelijk is bedoeld dat het feit gepleegd is in de periode tussen 19 juli 2013 en 31 augustus 2013. Het verweer wordt verworpen.
Verklaring verdachte
De raadsvrouw heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de verdachte een plausibele verklaring heeft gegeven voor zijn aanwezigheid op 15 augustus 2013 in de buurt van de plaats delict, en dat het niet ondenkbaar is dat de verdachte op dat moment op straat is aangehouden terwijl hij niet betrokken is geweest bij de poging tot inbraak. Het hof overweegt hieromtrent dat er geen enkele reden bestaat om te twijfelen aan de waarneming van de verbalisanten die de verdachte en zijn mededaders uit de onderhavige woning hebben zien komen. Het verweer wordt verworpen.
Ter zake van het onder 4 ten laste gelegde
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw bepleit dat de verdachte niet is aangehouden noch is verhoord ter zake van wederspannigheid en dat de verdachte niet wist dat hij daarvan (mede) werd verdacht, zodat er sprake is van schending van de voorschriften die voortvloeien uit de zogeheten Salduz-jurisprudentie.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt. Blijkens de processen-verbaal verhoor verdachte hebben de verbalisanten onder meer aan de verdachte gevraagd of hij zich tijdens de aanhouding heeft verzet. Daarnaast is hem gevraagd waarom hij niet meewerkte tijdens het aanleggen van de handboeien nadat hij was aangehouden. Het hof is dan ook van oordeel dat het voor de verdachte duidelijk was dan wel moet zijn geweest dat hij op dat moment mede ter zake van wederspannigheid werd gehoord. Er is geen rechtsregel die gebiedt dat de verdachte - ook - ter zake van de wederspannigheid had moeten worden aangehouden.
Het verweer wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:

bedreiging met zware mishandeling.

Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:

wederspannigheid.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, met (eventuele) verbetering/aanvulling van bewijsgronden, behoudens ten aanzien van de strafoplegging, en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 47 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, alsmede – dit in afwijking van de door hem overgelegde vordering ter terechtzitting - tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot inbraak in een woning. Door aldus te handelen heeft hij blijk gegeven van een gebrek aan respect voor andermans goederen en eigendom. Daarnaast veroorzaken dergelijke feiten gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. De verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan bedreiging van een politieambtenaar en aan wederspannigheid. Door aldus te handelen heeft de verdachte gevoelens van onveiligheid en onrust bij het slachtoffer veroorzaakt. Daarnaast getuigt zijn handelen van gebrek aan respect voor het openbaar gezag.
Nu de verdachte niet ter terechtzitting in hoger beroep is verschenen en zijn raadsvrouw te kennen heeft gegeven dat zij van de verdachte geen toestemming heeft gekregen om zich uit te laten over zijn persoonlijke omstandigheden, heeft het hof bij de bepaling van de op te leggen straffen geen rekening kunnen houden met eventuele positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte. Het hof heeft aldus niet kunnen vaststellen of de door de rechtbank in het vonnis waarvan beroep geschetste positieve ontwikkelingen zich hebben voortgezet.
Gelet op het voorgaande en op de ernst van de feiten ziet het hof, anders dan de rechtbank, geen aanleiding om te volstaan met een (deels voorwaardelijke) taakstraf. Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur alsmede een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.
Mede gelet op de proceshouding van de verdachte kan het hof niet beoordelen of hulp en begeleiding door de reclassering in het onderhavige geval enige zin heeft. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de verdachte bij de reclassering heeft aangegeven dat hij reclasseringstoezicht niet nodig heeft. Derhalve zal het hof –anders dan de advocaat-generaal heeft gevorderd- bij het voorwaardelijke strafdeel geen reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde opleggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 57, 63, 180, 285 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 4 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
47 (zevenenveertig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
30 (dertig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. S.A.J. van 't Hul, mr. M.C.R. Derkx en mr. D. Jalink, in bijzijn van de griffier mr. J. van der Vegte.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 10 maart 2015.
Mr. D. Jalink is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.