ECLI:NL:GHDHA:2015:1426

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
21 mei 2015
Publicatiedatum
8 juni 2015
Zaaknummer
22-005030-14
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor opzettelijk voorhanden hebben van valse vrijwaringsbewijzen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 21 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1987, was eerder veroordeeld voor het opzettelijk voorhanden hebben van valse vrijwaringsbewijzen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk voorhanden hebben van deze valse documenten, wat heeft geleid tot een veroordeling tot een gevangenisstraf van één maand. De verdachte was eerder onherroepelijk veroordeeld voor vergelijkbare strafbare feiten, wat het hof in zijn overwegingen heeft meegenomen. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zou worden vernietigd en dat de verdachte opnieuw zou worden veroordeeld. Het hof heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor de benadeelden in aanmerking genomen bij het bepalen van de straf. Het hof heeft ook geconstateerd dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak, wat heeft geleid tot een aanpassing van de strafmaat. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van twee jaar, en heeft het de tijd in voorarrest in mindering gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005030-14
Parketnummer: 09-125699-12
Datum uitspraak: 21 mei 2015
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 20 december 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1987,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 7 mei 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 3 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder
1. en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraak.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 oktober 2008 tot en met 16 februari 2011 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft afgeleverd en/of voorhanden gehad (een) vals(e) of vervalst(e) vrijwaringsbewijs/-bewijzen - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit/die geschrift(en) bestemd was/waren voor gebruik als ware het/zij (telkens) echt en onvervalst, immers heeft hij, verdachte, toen en daar valselijk adresgegevens en/of (een) transactiecode(s) en/of (een) bedrijfsnummer(s) en/of (een) vrijwaringsnummer(s), welke valselijk op dat/die vrijwaringsbewijs/-bewijzen was/waren aangebracht, afgeleverd en/of voorhanden gehad, terwijl hij, verdachte, wist, in elk geval had moeten weten dat dat/die vrijwaringsbewijs/-bewijzen ongeldig was/waren;
2.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 oktober 2008 tot en met 16 februari 2011 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] heeft bewogen tot de afgifte van haar/zijn/hun personenauto, althans een voertuig, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid een (aantal) vrijwaringsbewijs/-bewijzen aangeboden en/of overlegd welke valse adresgegevens en/of (een) valse transactiecode(s) en/of (een) vals(e) bedrijfsnummer(s) en/of (een) vals(e) vrijwaringsbewijsnummer(s) bevatte(n), waardoor die [benadeelde partij 1] en/of die [benadeelde partij 2] en/of die [benadeelde partij 3] werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
een of meerderetijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 27 oktober 2008 tot en met 16 februari 2011
te 's-Gravenhage, in elk gevalin Nederland, meermalen,
althans eenmaal, (telkens
)opzettelijk heeft
afgeleverd en/ofvoorhanden gehad
(een
)vals
(e) of vervalst(e)vrijwaringsbewijs
/-bewijzen-
(elk
)zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat
dit/die geschrift
(en
)bestemd
was/waren voor gebruik als ware
het/zij
(telkens
)echt en onvervalst, immers heeft hij, verdachte, toen en daar
die vrijwaringsbewijzen, waaropvalselijk adresgegevens en/of
(een)transactiecode
(s
)en/of
(een)bedrijfsnummer
(s
)en/of
(een)vrijwaringsnummer
(s
), welke valselijk op dat/die vrijwaringsbewijs/-bewijzen was/waren aangebracht,
afgeleverd en/ofvoorhanden gehad, terwijl hij, verdachte, wist, in elk geval had moeten weten dat
dat/die vrijwarings
bewijs/-bewijzen ongeldig
was/waren;
2.
hij op
een of meerderetijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 27 oktober 2008 tot en met 16 februari 2011
te 's-Gravenhage, in elk gevalin Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/ofdoor
een of meerlistige kunstgrepen
en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde partij 1] en
/of[benadeelde partij 2] en
/of[benadeelde partij 3] heeft bewogen tot de afgifte van
haar/zijn/hun personenauto,
althans een voertuig, in elk geval van enig goed,hebbende verdachte
en/of zijn mededader(s)met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven -
valselijk en/oflistiglijk
en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid een (aantal)vrijwarings
bewijs/-bewijzen aangeboden en
/ofover
gelegd welke valse adresgegevens en/of
(een)valse transactiecode
(s
)en/of
(een)vals
(e
)bedrijfsnummer
(s
)en/of
(een)vals
(e
)vrijwaringsbewijsnummer
(s
)bevatte
(n
), waardoor die [benadeelde partij 1] en
/ofdie [benadeelde partij 2] en
/ofdie [benadeelde partij 3] werd
(en
)bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, voorhanden hebben, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:

oplichting, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de [benadeelde partij 3] en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk voorhanden hebben van valse vrijwaringsbewijzen. Aldus handelend heeft de verdachte het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer moet kunnen worden gesteld in de echtheid van dergelijke documenten ernstig beschaamd. Tevens heeft de verdachte zich op de bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan oplichting van autoverkopers door valse vrijwaringsbewijzen af te geven. Door aldus te handelen heeft de verdachte misbruik gemaakt van het vertrouwen dat zij in hem stelden. Het hof neemt het de verdachte kwalijk dat hij zich op geen enkele manier heeft bekommerd om de gevolgen voor de benadeelden.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 23 april 2015, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat in beginsel een voorwaardelijke gevangenisstraf van 33 dagen, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 2 jaren, een passende en geboden reactie vormt.
Het hof stelt vast dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de termijn voor de betekening van de verstekmededeling met ongeveer 11 maanden is overschreden.
Het hof zal de overschrijding van deze termijn verdisconteren in de strafmaat en in plaats van de hiervoor overwogen voorwaardelijke gevangenisstraf, een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur opleggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een
proeftijd van 2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. J.M. van de Poll, mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst en mr. H.A. van Brummen, in bijzijn van de griffier mr. N.R. Achterberg.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 21 mei 2015.
Mr. H.A. van Brummen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.