ECLI:NL:GHDHA:2015:1429

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
21 mei 2015
Publicatiedatum
8 juni 2015
Zaaknummer
22-004102-14
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering van geldbedragen door financieel beheerder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 21 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1986, werd beschuldigd van verduistering van geldbedragen die toebehoorden aan haar ex-stiefvader. De tenlastelegging betrof het opzettelijk zich wederrechtelijk toe-eigenen van een totaalbedrag van €20.000, dat de verdachte als financieel beheerder onder zich had. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en een behandelplicht.

Tijdens de hoger beroep zitting op 7 mei 2015 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een zwaardere straf eiste. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte buiten haar bevoegdheid heeft gehandeld door de geldbedragen voor andere doeleinden te gebruiken dan waarvoor zij gemachtigd was. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, met een vervangende hechtenis van 20 dagen indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht.

De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van €27.020,75 werd door het hof niet-ontvankelijk verklaard, met de mogelijkheid om deze vordering bij de burgerlijke rechter in te dienen. Het hof heeft de strafbaarheid van de verdachte bevestigd en de eerdere veroordeling vernietigd, waarbij het hof de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging heeft genomen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004102-14
Parketnummer: 09-177267-13
Datum uitspraak: 21 mei 2015
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 24 september 2014 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1986,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 7 mei 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis, waarvan 40 dagen subsidiair 20 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met oplegging van reclasseringstoezicht en een behandelplicht bij De Waag als bijzondere voorwaarden. Voorts zijn beslissingen genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij, als nader in het vonnis waarvan beroep is omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 maart 2011 tot en met 30 september 2012 te Katwijk, in elk geval in Nederland, opzettelijk een (aantal) geldbedrag(en) van een totaal van €20.000,=, althans daaromtrent, althans enig(e) geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) geldbedrag(en) verdachte anders dan door misdrijf, te weten als financieel beheerder voor die [benadeelde partij] (op basis van een mondelinge afspraak met die [benadeelde partij]), onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op
een of meerderetijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 01 maart 2011 tot en met 30 september 2012 te Katwijk, in elk geval in Nederland, opzettelijk
een (aantal) geldbedrag(en) van een totaal van €20.000,=, althans daaromtrent, althans enig(e)geldbedrag
(en
),
geheel of ten deletoebehorende aan [benadeelde partij],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,welk
(e
)geldbedrag
(en
)verdachte anders dan door misdrijf, te weten als financieel beheerder voor die [benadeelde partij] (op basis van een mondelinge afspraak met die [benadeelde partij]), onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Voorwaardelijk verzoek tot het horen van een getuige
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw van de verdachte verzocht om, indien het hof tot een bewezenverklaring zou komen, de ex-partner van de verdachte als getuige te horen.
Gelet op de onderbouwing van het verzoek is het hof de noodzaak om deze getuige te horen, niet gebleken. Het verzoek wordt derhalve afgewezen.
Nadere bewijsoverweging
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep overeenkomstig haar pleitnotities bepleit dat de verdachte behoort te worden vrijgesproken van het haar ten laste gelegde. Daartoe heeft zij – verkort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat de geldbedragen opzettelijk en wederrechtelijk zijn toegeëigend door de verdachte.
Het hof acht de stelling van de verdediging niet aannemelijk geworden. Ook overigens vindt deze geen steun in de voorhanden zijnde bewijsmiddelen.
Naar het oordeel van het hof is op basis van het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting genoegzaam komen vast te staan dat de verdachte buiten de haar gegeven beschikkingsbevoegdheid heeft gehandeld door geldbedragen, toebehorende aan haar ex-stiefvader, te gebruiken voor andere doeleinden dan waartoe haar machtiging was afgegeven.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

verduistering, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis, waarvan 30 uren subsidiair 15 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met oplegging van reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verduistering van geldbedragen, die aan haar ex-stiefvader toebehoorden. Aldus handelend heeft zij hierbij het vertrouwen dat in haar was gesteld op ernstige wijze beschaamd en haar ex-stiefvader daarenboven financieel nadeel berokkend.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals deze ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gekomen, is het hof - alles overwegende - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding van [benadeelde partij]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde tot een bedrag van € 27.020,75.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 10.000,--, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en tot niet-ontvankelijkverklaring van de vordering van de benadeelde partij voor het overige.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij ter zake van het bewezen verklaarde een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 321 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. J.M. van de Poll,
mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst en mr. H.A. van Brummen, in bijzijn van de griffier mr. N.R. Achterberg.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 21 mei 2015.
Mr. H.A. van Brummen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.