ECLI:NL:GHDHA:2015:1432

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
17 maart 2015
Publicatiedatum
8 juni 2015
Zaaknummer
22-005354-13
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling, poging tot afpersing en bedreiging met zware mishandeling in Den Haag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 17 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere ernstige strafbare feiten. De verdachte heeft op 11 mei 2013 in 's-Gravenhage geprobeerd een bekende te doden door met een scherp voorwerp stekende bewegingen in zijn richting te maken. Daarnaast heeft hij een voorbijgangster bedreigd met een schaar en geprobeerd haar telefoon af te nemen. Toen de politie arriveerde, bedreigde de verdachte ook een agent met een schroevendraaier. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg gedeeltelijk vrijgesproken, maar het hof heeft de vrijspraak van de poging tot moord niet in stand gelaten. De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar verklaard, en het hof heeft rekening gehouden met zijn eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. Het hof heeft de straf bepaald op basis van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij ook de impact op de slachtoffers is meegewogen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005354-13
Parketnummer: 09-818312-13
Datum uitspraak: 17 maart 2015
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 28 november 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortejaar] 1966,
ter terechtzitting in hoger beroep van 3 maart 2015 opgegeven [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 16 september 2014 en 3 maart 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, onder de bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het vonnis waarvan beroep. Voorts is in eerste aanleg een beslissing genomen omtrent de op feit 4 betrekking hebbende vordering van de benadeelde partij, zoals nader omschreven in het vonnis.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover nog aan de orde in hoger beroep – ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 mei 2013 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon [persoon 1] van het leven te beroven, opzettelijk met een mes en/of een schroevendraaier , althans een scherp en/of puntig voorwerp meermalen, althans één maal heeft gestoken in het lichaam van de zich in zijn, verdachte's, nabijheid bevindende [persoon 1], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 11 mei 2013 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [persoon 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans een maal met een mes en/of een schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp in het lichaam van die [persoon 1] heeft gestoken en/of met een mes en/of een schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van die [persoon 1], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 11 mei 2013 te 's-Gravenhage
[persoon 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een mes en/of een schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp op die [persoon 1] is afgelopen en/of die [persoon 1] bij de hals heeft gepakt (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 11 mei 2013 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en / of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld [persoon 2] te dwingen tot de afgifte van een telefoon, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [persoon 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
- tegen die [persoon 2] heeft geschreeuwd "geef je telefoon", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- ( daarbij) een schaar en/of een scherp en/of puntig voorwerp uit zijn jaszak heeft gehaald en/of
- een schaar, althans een scherp en/of puntig voorwerp tegen de buik van die [persoon 2] heeft gehouden/gedrukt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op of omstreeks 11 mei 2013 te 's-Gravenhage
[persoon 3], brigadier bij politie Eenheid Den Haag heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp in zijn hand op die [persoon 3] afgelopen en/of heeft hij met die schroevendraaier stekende bewegingen gemaakt in de richting van het lichaam van die [persoon 3].
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Met de rechtbank en de advocaat-generaal acht het hof hetgeen onder 1 primair aan de verdachte is ten laste gelegd niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. subsidiair.
hij op
of omstreeks11 mei 2013 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [persoon 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen
, althans een maal met een mes en/of een schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp in het lichaam van die [persoon 1] heeft gestoken en/ofmet
een mes en/of een schroevendraaier, althanseen scherp en/of puntig voorwerp stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van die
[persoon 1], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op
of omstreeks11 mei 2013 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich
en / of een anderwederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en / ofbedreiging met geweld [persoon 2] te dwingen tot de afgifte van een telefoon,
in elk geval van enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan voornoemde [persoon 2],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
- tegen die [persoon 2] heeft geschreeuwd "geef je telefoon", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en
/of
-
(daarbij)een schaar en
/ofeen scherp en/of puntig voorwerp uit zijn jaszak heeft gehaald en
/of
- een schaar
, althans een scherp en/of puntig voorwerptegen de buik van die [persoon 2] heeft gehouden
/gedrukt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op
of omstreeks11 mei 2013 te 's-Gravenhage
[persoon 3], brigadier bij politie Eenheid Den Haag, heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althansmet zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een schroevendraaier
, althans een scherp en/of puntig voorwerpin zijn hand op die [persoon 3] afgelopen en
/ofheeft hij met die schroevendraaier stekende bewegingen gemaakt in de richting van het lichaam van die [persoon 3].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op:

poging tot zware mishandeling.

Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:

poging tot afpersing.

Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:

bedreiging met zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, met uitzondering van de opgelegde straf en de beslissing ten aanzien de vordering van de benadeelde partij. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, met het bevel van dadelijke uitvoerbaarheid. De vordering van de benadeelde partij moet volgens de advocaat-generaal volledig worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedings-maatregel.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een drietal ernstige strafbare feiten. Ten eerste heeft hij zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van een bekende van hem, door meermalen met een scherp en/of puntig voorwerp stekende bewegingen te maken in de richting van die persoon. Door aldus te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en heeft hij het slachtoffer angst aangejaagd. Tevens brengt dit handelen van de verdachte gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving teweeg, nu het heeft plaatsgevonden in openbaar gebied, te weten het Zuiderpark te Den Haag. Vervolgens heeft de verdachte geprobeerd een willekeurige voorbijgangster in het park te dwingen haar telefoon af te geven, door tegen haar te schreeuwen, door een schaar en een scherp en/of puntig voorwerp uit zijn jaszak te halen en door een schaar tegen de buik van de voorbijgangster te houden. Toen een ter plaatse gekomen politieagent de verdachte wilde aanhouden, heeft de verdachte die agent bedreigd door met een schroevendraaier in zijn hand op de agent af te lopen en daarmee stekende bewegingen te maken in de richting van de agent. Zowel de voorbijgangster als de agent hebben het handelen van de verdachte als beangstigend ervaren.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 16 februari 2015, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke en andersoortige strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft het hof acht geslagen op:
  • een Pro Justitia rapportage d.d. 6 oktober 2013, opgemaakt en ondertekend door [a], klinisch psycholoog;
  • een Pro Justitia rapportage d.d. 7 oktober 2013, opgemaakt en ondertekend door [b], psychiater;
  • een reclasseringsadvies van Palier d.d. 5 november 2013, opgemaakt en ondertekend door [c], reclasseringswerker, en [d], leidinggevende;
  • een reclasseringsadvies van Palier d.d. 10 december 2014, opgemaakt en ondertekend door [c], reclasseringswerker, en [d], leidinggevende.
Op grond van de inhoud van de twee Pro Justitia rapportages acht het hof de verdachte, ten aanzien van alle bewezen verklaarde feiten, verminderd toerekeningsvatbaar.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Het voorwaardelijke gedeelte van de straf strekt ertoe de verdachte er in de toekomst van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Aan dat voorwaardelijke gedeelte zal het hof – gelet op de inhoud van voornoemde rapportages – als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht verbinden. Anders dan de advocaat-generaal ziet het hof onvoldoende aanleiding om te bevelen dat die bijzondere voorwaarde dadelijk uitvoerbaar is.
Gelet op het feit dat de verdachte inmiddels een positieve wending aan zijn leven lijkt te hebben gegeven en dat zijn middelenafhankelijkheid in remissie verkeert, acht het hof het – met de advocaat-generaal – thans niet meer opportuun om tevens als bijzondere voorwaarde op te leggen dat de verdachte zich zal laten opnemen in een zorginstelling.
Vordering tot schadevergoeding [persoon 3]
In het onderhavige strafproces heeft [persoon 3] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 4 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 550,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag € 550,00.
Zoals reeds hierboven aangegeven, heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Naar het oordeel van het hof is de vordering van de benadeelde partij evenwel onvoldoende onderbouwd en levert behandeling van die vordering een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 57, 63, 285, 302 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder
1. primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
5 (vijf) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatie-plicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen die zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang de reclassering dit nodig oordeelt, en dat de verdachte zich daartoe zo spoedig mogelijk zal melden bij GGZ Reclassering Palier, adres: Johanna Westerdijkplein 40 te 2521 EN Den Haag.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [persoon 3]

Verklaart de benadeelde partij [persoon 3] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit arrest is gewezen door mr. G.P.A. Aler,
mr. C.J. van der Wilt en mr. E.C. van Veen, in bijzijn van de griffier mr. N. van der Velden.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 17 maart 2015.