In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 21 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in Zaïre in 1976 en thans zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor het in bezit hebben van een vals reisdocument. In eerste aanleg was hij veroordeeld tot een geldboete van € 500,--, subsidiair 10 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 9 juni 2011 tot en met 13 juli 2011 in Nederland, te Rijswijk en/of Steenbergen, in het bezit was van een Congolees paspoort waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het vals of vervalst was. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de verdachte in aanmerking genomen, evenals de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan. Het hof oordeelde dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat in schriftelijke stukken met een bewijsbestemming wordt gesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft de overschrijding van de redelijke termijn in de strafmaat verdisconteerd en heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft tevens bepaald dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht op de opgelegde gevangenisstraf.