ECLI:NL:GHDHA:2015:1438

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
26 mei 2015
Publicatiedatum
8 juni 2015
Zaaknummer
200.156.776-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake huurovereenkomst en ontbinding door Stichting Maasdelta Groep

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Stichting Maasdelta Groep (hierna: Maasdelta) tegen twee geïntimeerden, die huurders zijn van een bedrijfsruimte waar een café-restaurant werd geëxploiteerd. De huurovereenkomst is gesloten tussen Maasdelta als verhuurder en de huurders, geïntimeerde sub 1 en sub 2. Maasdelta heeft de huurders gedagvaard in een bodemprocedure voor het vorderen van achterstallige huur, ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. Daarnaast heeft Maasdelta ook een kort geding aangespannen voor een voorschot op de huurachterstand en ontruiming. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen in het kort geding afgewezen wegens gebrek aan spoedeisend belang.

Op 5 november 2014 hebben partijen een minnelijke regeling getroffen, waarin is afgesproken dat de huurachterstand en schadevergoeding zullen worden betaald, de huurovereenkomst wordt ontbonden en het gehuurde uiterlijk op 27 november 2014 zal worden ontruimd. Maasdelta heeft in hoger beroep gevorderd het vonnis van de kantonrechter te vernietigen en haar vorderingen toe te wijzen, maar de geïntimeerden hebben aangevoerd dat Maasdelta geen belang heeft bij het hoger beroep, gezien de minnelijke regeling.

Het hof heeft geoordeeld dat Maasdelta geen rechtens relevant belang heeft bij het hoger beroep, omdat de bodemprocedure geregeld is en er geen behoefte meer is aan een voorziening bij voorraad. Het hof heeft het hoger beroep dan ook verworpen. Dit arrest is gewezen op 26 mei 2015 door de rechters M.A.F. Tan-de Sonnaville, J.J. van der Helm en M.P.J. Ruijpers.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.156.776/01
Zaaknummer rechtbank : 3244606 VV EXPL 14-418

Arrest van 26 mei 2015

inzake

Stichting Maasdelta Groep (MDG),

gevestigd te Spijkenisse,
appellante,
hierna te noemen: Maasdelta,
advocaat: mr. R.W.F. Heijmeriks te Spijkenisse,
tegen

1. [geïntimeerde sub 1],

wonende te Spijkenisse,
geïntimeerde sub 1,
hierna te noemen: [geïntimeerde sub 1]
advocaat: mr.drs. G.S.J. van Gestel te Rotterdam,

2. [geïntimeerde sub 2],

wonende te Zoetermeer,
geïntimeerde sub 2,
hierna te noemen: [geïntimeerde sub 2],
advocaat: mr. F.L. Oudshoorn te Zoetermeer (die zich op 27 november 2014 heeft onttrokken).

Het geding

Voor het verloop van het geding tot 21 oktober 2014 verwijst het hof naar het tussenarrest van die datum. In dat arrest is een comparitie gelast, die niet heeft plaatsgevonden. Bij memorie van grieven heeft Maasdelta drie grieven aangevoerd en haar eis vermeerderd. Bij memorie van antwoord (met één productie) heeft [geïntimeerde sub 1] de grieven bestreden. Partijen hebben daarna ieder nog een akte genomen.
Vervolgens hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

1. De door de rechtbank in het vonnis van 14 augustus 2014 vastgestelde feiten zijn niet in geschil. Ook het hof zal daarvan uitgaan. Het gaat in deze zaak om het volgende.
1.1.
Tussen Maasdelta als verhuurder en [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] als huurders is een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot de bedrijfsruimte staande en gelegen aan [adres] (hierna: het gehuurde). In het gehuurde werd een café-restaurant geëxploiteerd. Het café-restaurant is sinds januari 2014 gesloten.
1.2.
Maasdelta heeft [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] bij dagvaarding van 12 juni 2014 gedagvaard in een bodemprocedure, waarbij Maasdelta betaling van de achterstallige huur alsmede ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde heeft gevorderd.
1.3.
Maasdelta heeft [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] tevens op 22 juli 2014 in kort geding gedagvaard. Daarbij heeft Maasdelta een voorschot op de huurachterstand alsmede ontruiming van het gehuurde gevorderd. Bij vonnis van 14 augustus 2014 heeft de voorzieningenrechter de vorderingen in het thans bestreden vonnis afgewezen bij gebrek aan spoedeisend belang.
1.4.
Ter beëindiging van de bodemprocedure hebben partijen op 5 november 2014 een minnelijke regeling getroffen (hierna: de minnelijke regeling). Hierbij is overeengekomen dat de huurachterstand en schadevergoeding zullen worden betaald, dat de huurovereenkomst wordt ontbonden en dat het gehuurde zal worden ontruimd uiterlijk op 27 november 2014. Voorts is het volgende opgenomen:
“(…) 8. Het door Maasdelta ingestelde hoger beroep in de kort geding procedure wordt niet ingetrokken maar Maasdelta zegt toe een eventueel toewijzend arrest niet te zullen executeren. Gedaagden zeggen toe een eventueel afwijzend arrest voor wat betreft de proceskosten eveneens niet te zullen executeren.
9. Partijen verklaren dat zij na voornoemde betalingen ter zake van het onderhavige geschil niets meer van elkaar te vorderen hebben. (…)”
2. In hoger beroep heeft Maasdelta gevorderd het vonnis van de kantonrechter te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, haar vorderingen toe te wijzen, met veroordeling van [geïntimeerde sub 1] en [geïntimeerde sub 2] in de proceskosten van beide instanties. Maasdelta heeft daarbij haar vordering in die zin gewijzigd dat zij, naast de ontruiming, een bedrag van € 15.199,76 als hoofdsom vorderde.
3. De grieven zijn gericht tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat het spoedeisend belang ontbreekt. [geïntimeerde sub 1] heeft als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat Maasdelta geen belang heeft bij het hoger beroep gelet op de inhoud van de minnelijke regeling. Maasdelta heeft zich op het standpunt gesteld dat zij wel belang heeft bij het hoger beroep vanwege de proceskostenveroordeling.
4. Naar het oordeel van het hof heeft Maasdelta geen rechtens relevant belang bij het onderhavige hoger beroep, nu de bodemprocedure geregeld is en een voorziening bij voorraad dus niet meer nodig is, terwijl daarnaast is afgesproken dat, ongeacht de uitkomst van deze appelprocedure, de proceskosten niet zullen worden geëxecuteerd. Beslist zal worden als na te melden.

Beslissing

Het hof
- verwerpt het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.A.F. Tan-de Sonnaville, J.J. van der Helm en M.P.J. Ruijpers en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 mei 2015 in aanwezigheid van de griffier.