ECLI:NL:GHDHA:2015:1462

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
21 mei 2015
Publicatiedatum
9 juni 2015
Zaaknummer
22-002632-14
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag inzake diefstal van koperen buizen door werknemer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 21 mei 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1974, was eerder veroordeeld voor vermogensdelicten en had zich schuldig gemaakt aan diefstal van koperen buizen van zijn werkgever. In eerste aanleg was de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 weken, waarvan 5 weken voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar het subsidiair ten laste gelegde, diefstal, meermalen gepleegd, bewezen verklaard. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 dag en een taakstraf van 110 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. Het hof heeft ook de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze vordering niet in het strafgeding kon worden behandeld. De uitspraak is gedaan in een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002632-14
Parketnummer: 09-015101-14
Datum uitspraak: 21 mei 2015
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 6 juni 2014 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1974,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 7 mei 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het primair ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het subsidiair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken, waarvan 5 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met oplegging van reclasseringstoezicht en de verplichtingen tot onthouding van drugsgebruik en tot medewerking aan een bloed- of urineonderzoek te dien einde als bijzondere voorwaarden. Voorts zijn beslissingen genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij, als nader in het vonnis waarvan beroep is omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 5 augustus 2013 tot en met 1 september 2013 te Rijswijk en/of Rotterdam, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk een hoeveelheid (koperen) buizen, in elk geval enig goed, dat/die (telkens) geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte (telkens) uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als loodgieter, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Subsidiair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 5 augustus 2013 tot en met 1 september 2013 te Rijswijk en/of te Rotterdam, althans in Nederland (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid koper, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan naam de firma [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan – overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal - behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
een of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 5 augustus 2013 tot en met 1 september 2013 te Rijswijk en/of te Rotterdam,
althans in Nederland (telkens
)met het oogmerk van wederrechtelijke toe
-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid koper,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan
naamde firma [benadeelde partij]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:

diefstal, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken en ter zake van het subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken, waarvan 5 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met oplegging van reclasseringstoezicht en de verplichtingen tot onthouding van drugsgebruik en tot medewerking aan een bloed- of urineonderzoek te dien einde als bijzondere voorwaarden.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van koperen buizen van zijn werkgever. Aldus handelend heeft de verdachte zijn werkgever financiële schade toegebracht en daarbij misbruik gemaakt van zijn positie als werknemer.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 23 april 2015, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Voorts houdt het hof rekening met de omstandigheid dat ten gevolge van het strafbare handelen van de verdachte zijn arbeidscontract niet is verlengd en dat hij een schadevergoeding aan zijn werkgever heeft betaald in de vorm van verrekening van vakantiegeld en restant salaris.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur en een deels voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.
Vordering tot schadevergoeding van [benadeelde partij]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte subsidiair ten laste gelegde tot een bedrag van € 5.439,26.
De vordering is in hoger beroep verhoogd tot een bedrag van € 6.500,--, doch is - gelet op het bepaalde in artikel 421, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering – in hoger beroep slechts aan de orde tot het in eerste aanleg gevorderde bedrag van € 5.439,26.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij ter zake van het subsidiair bewezen verklaarde een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Gelet op het vorenstaande kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) dag.

Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
110 (honderdtien) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
55 (vijfenvijftig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal melden bij de Reclassering Nederland, aan de Marconistraat 2 te Rotterdam, zo lang de reclassering zulks noodzakelijk acht;
Stelt als
bijzondere voorwaardedat het de veroordeelde verboden is gedurende de volledige proeftijd soft- en harddrugs te gebruiken en dat hij verplicht is ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. J.M. van de Poll, mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst en mr. H.A. van Brummen, in bijzijn van de griffier mr. N.R. Achterberg.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 21 mei 2015.
Mr. H.A. van Brummen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.