ECLI:NL:GHDHA:2015:1466

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
11 februari 2015
Publicatiedatum
9 juni 2015
Zaaknummer
22-002300-14
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging na beroep op noodweer bij openlijk in vereniging gepleegd geweld

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 11 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in Afghanistan in 1989, was eerder veroordeeld tot een werkstraf van 70 uren, subsidiair 35 dagen vervangende hechtenis, voor openlijk in vereniging geweldplegen tegen de benadeelde partij op 13 september 2010 te Zoetermeer. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep op 28 januari 2015 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. De advocaat-generaal vorderde vernietiging van het vonnis en een veroordeling tot een werkstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijk in vereniging geweldplegen, maar heeft geoordeeld dat het bewezen verklaarde niet strafbaar is. Het hof overwoog dat de verdachte handelde uit noodweer, aangezien hij en zijn medeverdachten werden geconfronteerd met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding door de aangever. De verdachte heeft zich verdedigd tegen deze aanranding, en het hof oordeelde dat zijn reactie niet buitenproportioneel was. Daarom heeft het hof de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en het vonnis waarvan beroep vernietigd.

De beslissing van het hof is als volgt: het hof verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, spreekt hem vrij van andere tenlasteleggingen, en ontslaat hem van alle rechtsvervolging. Het arrest is gewezen door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken op de zitting van 11 februari 2015.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-002300-14
Parketnummer: 09-665119-11
Datum uitspraak: 11 februari 2015
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van
28 november 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Afghanistan) op [geboortejaar] 1989,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van
28 januari 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 70 uren, subsidiair 35 dagen vervangende hechtenis, waarvan twintig uren, subsidiair tien dagen vervangende hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 september 2010 te Zoetermeer met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Randstadrail station Palenstein, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
- J.[benadeelde partij], welk geweld bestond uit het vastpakken en/of vasthouden en/of duwen tegen het lichaam van die [benadeelde partij] en/of het, meermalen, slaan met (een) vuist(en) tegen het gezicht, althans het hoofd van die [benadeelde partij] en/of
- een/de jas van die [benadeelde partij], welk geweld bestond uit het scheuren en/of kapot trekken (van de mouw) van de jas van die [benadeelde partij].
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van veertig uren, subsidiair twintig dagen vervangende hechtenis.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks13 september 2010 te Zoetermeer met een ander
of anderen,op of aan de openbare weg, Randstadrail station Palenstein
, in elk geval op of aan een openbare weg,openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
- J.[benadeelde partij], welk geweld bestond uit het vastpakken en
/ofvasthouden en
/ofduwen tegen het lichaam van die [benadeelde partij] en
/ofhet, meermalen, slaan met
(een
)vuist
(en)tegen het gezicht
, althans het hoofdvan die [benadeelde partij] en
/of-
een/de jas van die [benadeelde partij], welk geweld bestond uit het scheuren
en/of kapot trekken (van de mouw
)van de jas van die [benadeelde partij].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van de verdachte
Ter terechtzitting in hoger beroep is door en namens de verdachte een beroep gedaan op noodweer. De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, als vermeld in de door de raadsman overlegde pleitnota.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen, waaronder de ter terechtzitting in hoger beroep getoonde camerabeelden, gaat het hof uit van de volgende feiten en omstandigheden.
De aangever [benadeelde partij] was geïrriteerd geraakt omdat hij aangekomen bij de lift met zijn kinderwagen en zijn vrouw vanuit de hal niet meer mee kon in de gereedstaande lift naar het bovengelegen perron. Dit nu omdat de lift vol stond, onder andere met de verdachte en zijn vrienden.
[benadeelde partij] is na de volgende lift te hebben genomen op het perron van Randstadrail Palenstijn in Zoetermeer agressief afgelopen op een groepje van drie mannen, bestaande uit [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en de verdachte.
Vervolgens heeft de aangever de verdachte vastgepakt en is over en weer door zowel de aangever als de verdachte geduwd en getrokken, waarbij de jas van de aangever is gescheurd. [medeverdachte 1] is tussenbeide gekomen en heeft geprobeerd om de situatie te sussen. Daarop heeft de aangever [medeverdachte 2] gestompt.
Vervolgens heeft de aangever - terwijl hij de verdachte met een hand vasthield - een sleutel uit zijn jaszak gepakt en tussen de vingers in zijn vuist vastgehouden.
In reactie daarop heeft de verdachte, die bang was dat de aangever hem of zijn vrienden met de sleutel daadwerkelijk zou raken, twee maal met zijn vuist uitgehaald richting de aangever, waarvan één stomp raak was.
De gedragingen van de aangever kunnen naar ’s hofs oordeel naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van het lijf van de verdachte, alsmede van dat van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], als bedoeld in artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof is van oordeel dat de verdachte de hem verweten gedraging heeft verricht in een situatie waarin en op een tijdstip waarop voor hem de noodzaak bestond tot verdediging van zijn eigen en andermans lijf tegen die ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van de aangever en acht de wijze waarop de verdachte zichzelf en de medeverdachten [medeverdachte 1]en [medeverdachte 2] heeft verdedigd niet buitenproportioneel.
Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de verdachte zich onder de gegeven omstandigheden niet aan de aanranding had kunnen onttrekken.
Uit het voorgaande volgt dat de verdachte het beroep op noodweer toekomt.
Nu het bewezen verklaarde daarom niet strafbaar is, dient de verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Kwalificeert het bewezen verklaarde als hiervoor vermeld, verklaart het bewezen verklaarde niet strafbaar, en
ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Dit arrest is gewezen door mr. I.E. de Vries,
mr. J.M. van de Poll en mr. T.B. Trotman, in bijzijn van de griffier mr. C.J.A. Sabatier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 11 februari 2015.