In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de vaststelling van kinderalimentatie en partneralimentatie na een echtscheiding. De man, bijgestaan door zijn advocaat mr. P.H.J. Körver, heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Den Haag van 14 juli 2014 aangevochten, waarin de rechtbank had bepaald dat hij € 140,- per maand aan kinderalimentatie moest betalen en dat zijn verzoek om partneralimentatie van € 300,- per maand aan de vrouw werd afgewezen. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.Y. van der Bijl, heeft het beroep bestreden en verzocht om bekrachtiging van de bestreden beschikking.
De man stelt dat hij niet in staat is om de vastgestelde kinderalimentatie te betalen, omdat hij zijn inkomen uit 2012 niet meer genereert en zijn kapsalon gesloten is. Hij heeft wel een nieuwe werkgever, maar kan zijn uren niet uitbreiden. De vrouw betwist deze stellingen en stelt dat de man zijn inkomen vrijwillig heeft opgegeven en dat hij in staat moet worden geacht om voldoende inkomen te verwerven om aan zijn onderhoudsverplichtingen te voldoen.
Het hof heeft de zaak op 26 maart 2015 mondeling behandeld en is tot de conclusie gekomen dat de man in staat is om de kinderalimentatie van € 140,- per maand te betalen. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd, waarbij de man ook in zijn verzoek om partneralimentatie niet in het gelijk is gesteld. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, wat gebruikelijk is in familierechtelijke zaken.