ECLI:NL:GHDHA:2015:1611

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
10 juni 2015
Publicatiedatum
17 juni 2015
Zaaknummer
200.162.062/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Warnaar
  • A. Kok
  • J. van Wijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag in het belang van de minderjarige noodzakelijk na verstoorde communicatie tussen ouders

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 10 juni 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over het ouderlijk gezag van een minderjarige. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had in december 2014 hoger beroep aangetekend tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag van 7 oktober 2014. De rechtbank had bepaald dat de moeder de vader drie keer per jaar moest informeren over de minderjarige, maar haar verzoek om alleen het eenhoofdig gezag over de minderjarige te verkrijgen was afgewezen. De vader, verweerder in hoger beroep, had zich verzet tegen de wijziging van het gezag en verzocht de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen.

Tijdens de zitting werd duidelijk dat de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord was. De moeder voerde aan dat de vader geen positieve bijdrage had geleverd aan de opvoeding van de minderjarige en dat hij geen medewerking verleende aan de bijzondere curator die was aangesteld om de belangen van de minderjarige te behartigen. De vader betwistte de claims van de moeder en stelde dat hij wel degelijk contact wilde houden met de minderjarige, maar dat zijn pogingen daartoe werden gefrustreerd.

Het hof oordeelde dat het noodzakelijk was om het gezamenlijk gezag te beëindigen, omdat er een onaanvaardbaar risico bestond dat de minderjarige klem of verloren zou raken tussen de ouders. De communicatie was zo verstoord dat het hof niet verwachtte dat er op korte termijn verbetering zou komen. Het hof besloot dat het gezag voortaan alleen aan de moeder toekwam en dat de moeder verplicht was om de vader tweemaal per jaar een recente foto van de minderjarige te sturen. De beschikking werd tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de eerdere beschikking van de rechtbank werd vernietigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 10 juni 2015
Zaaknummer : 200.162.062/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 14-2792
Zaaknummer rechtbank : C/09/464075
[verzoekster],
wonende te [woonplaats 1],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. S. Salhi te Den Haag,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats 2],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader.
In verband met het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming te Den Haag,
hierna te noemen: de raad.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De moeder is op 31 december 2014 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 7 oktober 2014 van de rechtbank Den Haag.
Bij het hof is voorts van de zijde van de moeder het volgende stuk ingekomen: op 20 januari 2015 een V-formulier van diezelfde datum met bijlage.
De zaak is op 13 mei 2015 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader.
De raad is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De hierna te noemen minderjarige [naam] is in raadkamer gehoord.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is, voor zover in hoger beroep van belang, met wijziging in zoverre van de beschikking van dit hof van 13 maart 2013 – bepaald dat de moeder vanaf heden de vader drie maal per jaar – per januari, mei en september – telkens voor de eerste van de maand, via e-mail zal informeren over de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedag 1] 1999 te [geboorteplaats 1] (hierna te noemen: de minderjarige) (haar gezondheid, ontwikkeling, school, geloofsbeleving, sport en hobby’s, sociale ontwikkeling, welzijn, eventuele zorgen, vakantie(bestemmingen) en relatie met familie) en over belangrijke zaken aangaande de moeder en de minderjarige (adreswijzigingen, wijzigingen in het leefverband c.q. gezinsverband, gezondheid van de moeder, bijzondere omstandigheden en alle overige zaken die relevant kunnen zijn).
Deze beschikking is tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Het verzoek van de moeder om haar met het eenhoofdig gezag over de minderjarige te belasten, is afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. In geschil is het ouderlijk gezag over de minderjarige en de informatie- en consultatieregeling.
2. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en alsnog te bepalen dat voortaan alleen aan haar het ouderlijk gezag over de minderjarige zal toekomen en dat de moeder zich niet meer hoeft te houden aan de eerder vastgestelde informatie- en consultatieregeling.
3. De vader verweert zich daartegen en verzoekt het hof, zo begrijpt het hof de stellingen van de vader ter zitting, de bestreden beschikking te bekrachtigen.
Gezag
4. De moeder voert het volgende aan. De rechtbank overweegt ten onrechte dat het ontbreken van (goede) communicatie niet zonder meer met zich meebrengt dat het ouderlijk gezag in het belang van de minderjarige aan één van de ouders moet worden toegekend. De rechtbank miskent dat er tussen partijen geen (goede) communicatie plaatsvindt. Partijen kunnen geen afspraken maken over de minderjarige. De vader heeft in de afgelopen jaren op geen enkele wijze een positieve bijdrage in de verzorging en opvoeding van de minderjarige geleverd. Ook heeft hij weinig belangstelling voor de minderjarige getoond sinds het uiteengaan van partijen. Met de bijzondere curator, die door het hof was benoemd om de belangen van de minderjarige te behartigen, is door de vader alle contact verbroken en hij weigert zijn medewerking aan dat traject te geven. Hiermee heeft de vader het advies van het hof en de deskundigen naast zich neergelegd. Het is hierdoor voor de moeder niet meer mogelijk om met de vader in contact te treden hetgeen in het belang is voor het gezamenlijk gezag. De kans is reëel dat er een onaanvaardbaar risico is dat de minderjarige klem of verloren raakt tussen de ouders. Niet te verwachten is dat er binnenkort verbetering in komt. De moeder is niet in staat tot communiceren met de vader en kan hierdoor ook niet reizen met de minderjarige. Een procedure starten voor vervangende toestemming voor een reisdocument is voor de moeder gezien de kosten niet haalbaar. In het verleden zijn er genoeg incidenten geweest op grond waarvan blijkt dat de vader zijn medewerking niet verleent. De vader houdt zich ook niet aan het contactverbod dat het hof voor een jaar heeft opgelegd, ook dit frustreert het contact tussen partijen.
5. De vader heeft ter zitting bij het hof de stellingen van de moeder weersproken. Hij betoogt dat hij heeft geprobeerd om contact te blijven houden met de minderjarige maar dat zijn kaarten of brieven worden teruggestuurd door de advocaat van de moeder. Verder betwist de vader dat hij nooit toestemming geeft als de moeder hem dat vraagt, bijvoorbeeld voor het aanvragen van een paspoort.
6. Het hof overweegt als volgt. Op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen kan de rechter het gezamenlijk gezag dat na ontbinding van het huwelijk door echtscheiding in stand is gebleven beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan (artikel 1:253n BW). Krachtens het van overeenkomstige toepassing zijnde lid 1 van artikel 1:251a BW kan de rechter bepalen dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
7. Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof van oordeel dat het in het belang van de minderjarige noodzakelijk is dat de moeder met het eenhoofdig gezag wordt belast. Gezamenlijk gezag vereist immers dat de vader en de moeder in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over de minderjarige in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans dat zij ten minste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond de minderjarige kunnen voordoen. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting komt naar voren dat de communicatie tussen partijen ernstig verstoord is. Bij (tussen)beschikking van dit hof van 23 november 2011, inzake de zorgregeling, is door dit hof een ouderschapsonderzoek gelast teneinde – onder meer – de communicatie tussen partijen te verbeteren en te komen tot een heroriëntatie van het ouderschap. Bij eindbeschikking van dit hof van 13 maart 2013 is vervolgens het verzoek van de vader om een zorgregeling vast te stellen afgewezen en het recht op contact met de minderjarige voor een jaar ontzegd aan de vader. Ook is een informatie- en consultatieregeling vastgesteld en een bijzondere curator benoemd om de belangen van de minderjarige te behartigen in de strijd tussen de ouders. Hierbij werd door het hof genoemd het begeleiden en coachen van de ouders bij (het op gang brengen van) hun onderling contact, het onderzoeken van de mogelijkheden voor de minderjarige om op termijn weer contact met de vader te hebben en het doorhakken van knopen bij stakende besluitvorming over de minderjarige. Het bijzondere curatorschap is beëindigd omdat de vader niet wenste mee te werken.
Ondanks de vele pogingen die zijn gedaan om de onderlinge relatie tussen partijen te verbeteren, is er op dit moment geen enkele vorm van overleg tussen partijen. De vader heeft de door dit hof benoemde bijzondere curator afgewezen en zo ook de mogelijkheid om de relatie met de moeder en ook de minderjarige te verbeteren. Ter terechtzitting is niet gebleken dat er een reële verwachting is dat de ernstig verstoorde verstandhouding tussen partijen op korte termijn zal verbeteren.
Het hof overweegt verder dat de minderjarige te kennen heeft gegeven dat zij toe is aan rust. Gebleken is dat zij op dit moment een afwijzende houding ten opzichte van de vader heeft en dat zij er last van heeft en veel stress ervaart als er toestemming aan de vader moet worden gevraagd voor bijvoorbeeld een uitwisselingsprogramma van school. Ook de stress die de moeder ervaart van het contact met de vader over de minderjarige heeft zijn weerslag op de minderjarige.
8. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van het hof wijziging van het gezag anderszins in het belang van de minderjarige noodzakelijk. De bestreden beschikking dient derhalve ten aanzien van de beslissing over het gezag te worden vernietigd.
Informatie en consultatieregeling
9. De moeder stelt zich op het standpunt dat de informatie- en consultatieregeling moet worden opgeheven. De vader houdt zich niet aan de inhoud van de beschikking van het hof en hij reageert niet op de e-mails van de moeder. Ook toont hij geen enkele interesse in de minderjarige. De vader heeft aan de bijzondere curator laten weten dat hij de minderjarige wil zien en geen informatie- en consultatieregeling wil. Hij gedraagt zich echter anders. Hij maakt dan ook geen gebruik van de lopende informatie- en consultatieregeling.
10. De vader verweert zich daartegen en heeft ter zitting bij het hof gesteld dat de informatie die hij van de moeder ontvangt erg summier is en dat hij graag foto’s van de minderjarige zou ontvangen.
11. Het hof overweegt als volgt. Op grond van artikel 1:377b, eerste lid, BW is de ouder die met het gezag is belast gehouden de niet met het gezag belaste ouder op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind en deze te raadplegen – zo nodig door tussenkomst van derden – over daaromtrent te nemen beslissingen, tenzij dit niet in het belang van het kind is. Het hof is van oordeel dat het belang van de minderjarige zich niet verzet tegen de door de rechtbank vastgestelde informatie – en consultatieregeling. Het hof zal deze regeling dan ook bekrachtigen en in zoverre aanvullen dat de moeder is gehouden om tweemaal per jaar aan de vader een goed gelijkende alsdan recente duidelijke kleurenfoto van de minderjarige aan de vader te e-mailen. Anders dan de moeder ter zitting bij het hof heeft gesteld, ziet het hof niet dat dit belastend zal zijn voor de minderjarige.
12. Dit leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover daarin het verzoek van de moeder om haar met het eenhoofdig gezag te belasten over de minderjarige is afgewezen en, in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt dat het gezag over [minderjarige], geboren op [geboortedag 2] 1999 te [geboorteplaats 2] voortaan alleen aan de moeder toekomt;
draagt de griffier van het hof op onverwijld van deze beslissing mededeling te doen aan de griffier van de rechtbank te Den Haag;
bepaalt dat de moeder aan de vader tweemaal per jaar een goed gelijkende alsdan recente duidelijke kleurenfoto van de minderjarige per e-mail zal sturen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan 's hofs oordeel onderworpen voor het overige.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Warnaar, Kok en Van Wijk, bijgestaan door mr. Vergeer-van Zeggeren als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 juni 2015.